Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10642, 17/00387

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10642, 17/00387

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 december 2017
Datum publicatie
15 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:10642
Zaaknummer
17/00387

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Bezwaar. Schending hoorplicht? Ondertekening verweerschrift.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/00387

uitspraakdatum: 5 december 2017

Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2017, nummer AWB 16/6134, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Wageningen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is houder van het voertuig met kenteken [00-YYY-0] (hierna: de auto).

2.2.

Op 13 juli 2016 om 10.40 uur stond de auto geparkeerd aan het Beuningplein te Wageningen op een plaats waar op dat tijdstip uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.

2.3.

Omdat belanghebbende op het hiervoor genoemde tijdstip geen parkeerbelasting had voldaan, is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.

2.4.

Ter voldoening van parkeerbelasting heeft belanghebbende de auto op 13 juli 2016 om 10.43 uur via een applicatie op haar mobiele telefoon aangemeld bij een systeem voor belparkeren.

2.5.

Belanghebbende heeft mr. drs. [A] (hierna: de gemachtigde) gemachtigd om namens haar bezwaar te maken tegen de naheffingsaanslag. De gemachtigde heeft bij brief met als dagtekening 21 augustus 2016 een bezwaarschrift ingediend, waarin het volgende is opgenomen:

“Ik treed op namens [belanghebbende] te Arnhem, cliënt, en maak hierbij op nog nader aan te geven gronden bezwaar tegen opgemelde naheffingsaanslag. De volmacht van cliënt en een afschrift van de beschikking worden hierbij overgelegd.

Cliënt verzoekt in ieder geval om een vergoeding op grond van artikel 7:15 Awb wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast verzoek ik u om telefonisch te worden gehoord ter zake van dit bezwaarschrift. Tot slot verzoek ik u mij namens cliënt om, mede in het licht van het beginsel van hoor en wederhoor, alle zaakstukken in dit dossier te doen toekomen zodat deze bestudeerd kunnen worden voordat de hoorzitting plaats heeft.”

Bij het bezwaarschrift is een betalingsbewijs gevoegd waaruit volgt dat belanghebbende op 13 juli 2016 parkeerbelasting heeft voldaan voor de periode van 10.43 uur tot 11.18 uur.

2.6.

Bij brief met als dagtekening 20 september 2016 heeft de heffingsambtenaar het volgende geschreven:

“U vraagt in uw brief namens uw cliënt [belanghebbende] stukken op die betrekking hebben op de naheffingsaanslag met aanslagnummer (…).

U ontvangt hierbij de foto’s van de geparkeerde auto, tevens heeft de parkeerwachter verklaard

geen kaart in de auto te hebben gezien, en de auto was om 10.40 ook niet aangemeld bij een

provider.

U kunt binnen twee weken na dagtekening van deze brief uw nadere motivering indienen en

tevens kunt u aangeven ook binnen dezelfde twee weken dat u gehoord wilt worden. Dit kunt u

aangeven door een mail te sturen naar (…)

Mocht ik binnen twee weken geen reactie van u hebben ontvangen dan ga ik over tot het doen

van uitspraak op de door u aan mij getoonde gegevens.”

2.7.

De heffingsambtenaar heeft zonder belanghebbende te horen op 11 oktober 2016 uitspraak op bezwaar gedaan. Daarin heeft hij het bezwaar ongegrond verklaard.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak van de heffingsambtenaar, en tot terugwijzing van de zaak naar de heffingsambtenaar.

3.3.

De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing