Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10646, 17/00239

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10646, 17/00239

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 december 2017
Datum publicatie
8 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:10646
Formele relaties
Zaaknummer
17/00239

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting is terecht opgelegd. Auto van belanghebbende stond geparkeerd op deel van parkeerterrein dat feitelijk voor het openbaar verkeer openstaat en als weg in de zin van de Wet op de motorrijtuigenbelasting moet worden aangemerkt.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer17/00239

uitspraakdatum: 5 december 2017

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 16 december 2016, nummer LEE 16/2290, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 7 september 2014 tot en met 6 september 2015 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 918. Bij beschikking is een boete van € 918 opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de boete gematigd tot een bedrag van € 91, bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand blijven voor zover het de naheffingsaanslag betreft, en de Inspecteur opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2017. Daarbij is verschenen en gehoord mr. [A] namens de Inspecteur. Belanghebbende is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Belanghebbende is uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep bij aangetekende brief van 25 september 2017 aan het adres [a-straat] , [Z] . Blijkens informatie van PostNL is de uitnodiging op 26 september 2017 op dat adres aangeboden en door belanghebbende in ontvangst genomen.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Op 10 augustus 2015 stond belanghebbendes auto, een Opel met het kenteken [YY-YY-00] , op het parkeerterrein bij het flatgebouw aan de [a-straat] te [Z] , waarin belanghebbende woont. De geldigheid van het kentekenbewijs van die auto was geschorst van 7 juli 2014 tot en met 11 juli 2015 en vervolgens vanaf 12 juli 2015 tot en met 18 februari 2016. Een controleambtenaar van de Belastingdienst heeft op 10 augustus 2015 melding gemaakt van de aanwezigheid van belanghebbendes auto op het voormelde parkeerterrein. In die melding is opgenomen dat sprake is van een geschorst motorrijtuig, dat op de openbare weg is aangetroffen. Op grond van de melding is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.

2.2.

Het parkeerterrein waar belanghebbendes auto op 10 augustus 2015 stond, bestaat uit twee gedeelten, die van elkaar gescheiden zijn door een groenstrook en een paal. Beide gedeelten van het parkeerterrein hebben een eigen toegangsweg. Met een auto kan men slechts van het ene gedeelte van het parkeerterrein naar het andere gedeelte rijden over de toegangswegen. De eigenaar van het parkeerterrein, de Vereniging van Eigenaren van het flatgebouw waarin belanghebbende woont, heeft bij de ingang van één van beide afgescheiden gedeelten van het parkeerterrein een tweetal boven elkaar op een paal bevestigde borden laten plaatsen. Uit tot de stukken van het geding behorende foto’s blijkt het volgende. Op het onderste bord staat: „EIGEN TERREIN uitgezonderd bewoners”. Op het bovenste bord staat een gestileerde afbeelding van een takelwagen en een opgetakelde personenauto, en de tekst: „wegsleepregeling van kracht”. De borden zijn geplaatst aan de rechterzijde van de linkertoegang, te weten de toegang tot het dichtst bij het flatgebouw gelegen gedeelte van het parkeerterrein. Bij de toegang tot het andere gedeelte van het parkeerterrein staan geen borden. Op dat gedeelte bevond zich belanghebbendes auto ten tijde van de controle.

2.3.

Controleambtenaren hebben de instructie om geen controles uit te voeren op plaatsen waar borden als de onderhavige zijn geplaatst.

2.4.

In een tot de stukken van het geding behorende uitdraai van een mailwisseling met belanghebbende is als antwoord van een ambtenaar van de gemeente Groningen op een door belanghebbende gestelde vraag te lezen: „Het bord geldt voor het gehele parkeerterrein”.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij met zijn op het parkeerterrein bij het flatgebouw aan de [a-straat] geparkeerde auto geen gebruik maakte van de openbare weg, aangezien de gemeente Groningen van oordeel is dat de bij dat parkeerterrein geplaatste borden voor dat gehele terrein gelden, derhalve ook voor het gedeelte waar zijn auto was geparkeerd.

3.3.

De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd betwist.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing