Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1071, 16/00079

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1071, 16/00079

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 februari 2017
Datum publicatie
17 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:1071
Zaaknummer
16/00079

Inhoudsindicatie

De krachtens AOW aan belanghebbende toegekende partnertoeslag, die op haar verzoek is uitbetaald aan haar broer, is terecht in de belastingheffing van belanghebbende betrokken.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 16/00079

uitspraakdatum: 14 februari 2017

Uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 december 2015, zaaknummer LEE 15/2148, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Tegelijkertijd is bij beschikking € 82 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 december 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en haar broer [A] . Namens de Inspecteur is [B] verschenen.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Gedurende het gehele jaar 2013 staat op het woonadres van belanghebbende, naast belanghebbende, ook haar broer [A] ingeschreven. De broer heeft dan de 65-jarige leeftijd nog niet bereikt. De Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) heeft belanghebbende, die wel al de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, in 2013 een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW-uitkering) met zogenoemde partnertoeslag toegekend.

2.2.

Belanghebbende heeft op 18 maart 2014 haar aangifte IB/PVV 2013 ingediend. Onder de rubriek ‘Pensioen lijfrente of andere uitkering’ heeft belanghebbende vermeld:

Naam uitkeringsinstantie(s)

Ingehouden loonheffing

Pensioen e.d.

Pensioen, AOW, WAO, bijstand etc uit vroegere db

[C] LEVENSVERZEKERING

1.093

5.772

SOCIALE VERZEKERINGSBANK

752

9.352

STICHTING [D] PENSIOENFONDS

2.568

13.481

Belanghebbende heeft gebruik gemaakt van de ‘vooraf ingevulde aangifte van de Belastingdienst’ maar zij heeft de vooraf ingevulde gegevens op het punt van de AOW-uitkering gewijzigd.

2.3.

Bij brief van 29 oktober 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld de loongegevens op het punt van de AOW-uitkering als volgt te wijzigen:

loonheffing

Loon

Sociale verzekeringsbank

1.504

18.704

2.4.

Met dagtekening 10 januari 2015 heeft de Inspecteur de onderhavige aanslag IB/PVV 2013 opgelegd. De Inspecteur heeft de aanslag na bezwaar van belanghebbende gehandhaafd.

2.5.

Tot de gedingstukken behoort een brief van de SVB van 15 augustus 2012 gericht aan haar broer [A] , met de volgende inhoud:

Mevrouw [X] heeft ons gevraagd om haar AOW-pensioen en toeslag gesplitst te betalen.

Vanaf augustus 2012 maken wij de toeslag over op uw bankrekeningnummer [00000] . Op uw bankafschrift herkent u de betaling aan de omschrijving AOW-toeslag. (…).

3 Het geschil

3.1.

In geschil is of de krachtens AOW aan belanghebbende toegekende partnertoeslag terecht in haar aanslag IB/PVV over 2013 is begrepen.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat zij ten onrechte belasting over de partnertoeslag moet betalen terwijl zij de partnertoeslag feitelijk niet heeft ontvangen. Zij wijst erop dat zij ten tijde van het aan de SVB gerichte verzoek tot gesplitste betaling ervan is uitgegaan dat haar broer belasting verschuldigd zou zijn over de aan hem uitbetaalde partnertoeslag. Verder wijst belanghebbende erop dat de SVB de partnertoeslag direct heeft verrekend met schulden van haar broer aan de SVB, met welke verrekening zij niet heeft ingestemd.

3.3.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de AOW-uitkering terecht voor het gehele bedrag, dus inclusief partnertoeslag, bij belanghebbende als inkomen in aanmerking is genomen. Het laten uitbetalen van de partnertoeslag aan haar broer en de verrekening daarvan met zijn schulden maken dit volgens Inspecteur niet anders.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en kennelijk tot vermindering van de aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.693.

3.5.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing