Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1075, 15/01532
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1075, 15/01532
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 14 februari 2017
- Datum publicatie
- 17 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:1075
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2015:5156, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/01532
Inhoudsindicatie
Geen incidenteel fiscaal voordeel bij terugwerkende kracht per 1 januari 2011 aan vof waarbij recht op verhoogde zelfstandigenaftrek en recht op willekeurige afschrijving ontstaan. De vanaf 1 januari 2011 in loondienst bestede uren tellen mee voor het urencriterium.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 15/01532
uitspraakdatum: 14 februari 2017
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst MKB/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 november 2015, nummer LEE 15/836, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 178.283 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 713.402. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 18.547.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het belastbare inkomen uit werk en woning gehandhaafd, het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd tot € 555.692 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 10 november 2015 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de bestreden aanslag verminderd tot nihil, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, het verlies uit werk en woning vastgesteld op € 107.730, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 980.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en drs. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door [C] , mr. [D] en [E] .
De gemachtigde van belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting het Hof en de wederpartij een pleitnota toegezonden, welke geacht wordt te zijn voorgelezen. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgelezen en overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 16 maart 1995 [F] B.V. opgericht. Belanghebbende was enig aandeelhouder van deze vennootschap. Op 8 februari 2000 zijn de aandelen van deze vennootschap gecertificeerd. Belanghebbende heeft sindsdien alle certificaten van de aandelen in [F] B.V., terwijl de aandelen van deze vennootschap eigendom zijn geworden van de Stichting [G] (hierna: Stichting [G] ), waarvan belanghebbende bestuurder is.
Tot 21 juli 2011 bezat [F] B.V. 199 van de 400 geplaatste aandelen in het kapitaal van [H] B.V. (49,75%). De overige geplaatste aandelen waren tot dat moment eigendom van [I] B.V. (50,25%), waarvan [J] alle aandelen middellijk in eigendom heeft.
Op 21 juli 2011 heeft [I] B.V. al haar aandelen in [H] B.V. verkocht en geleverd aan [F] B.V. [F] B.V. is derhalve vanaf 21 juli 2011 enig aandeelhouder van [H] B.V.
[I] B.V. heeft op 21 juli 2011 een bedrijfspand gelegen aan de [a-straat] 4 te [Z] (hierna: het bedrijfspand) verkocht en geleverd aan belanghebbende tegen een koopprijs van € 982.500.
[H] B.V. bezit alle aandelen in [K] B.V.. De activiteiten van laatstgenoemde vennootschap behelzen de exploitatie van een metaalbehandelingsbedrijf voor onder andere het stralen, coaten, gronden en spuiten van staaldelen, alsmede de in- en verkoop van staal- en ijzerdelen.
Op 13 september 2011 hebben belanghebbende en [K] B.V. een firma-akte ondertekend. In deze akte is opgenomen dat belanghebbende en [K] B.V. verklaren met ingang van 1 januari 2011 met elkaar een vennootschap onder firma te zijn aangegaan onder de naam [L] VOF (hierna: de VOF). Verder is in deze akte opgenomen dat de onderneming die voorheen werd uitgeoefend in [K] B.V. wordt ingebracht in [L] VOF, terwijl belanghebbende zijn arbeid inbrengt in de VOF. Volgens de in deze akte opgenomen resultaatverdeling komt aan elk van de firmanten een rente van 4% over het kapitaal per aanvang van het boekjaar toe. Daarnaast komt aan belanghebbende een bedrag van € 60.000 per jaar aan ondernemersloon toe. Het resultaat dat vervolgens resteert, wordt tussen partijen verdeeld/gedragen in de verhouding 50 percent voor belanghebbende en 50 percent voor [K] B.V.
Belanghebbende ontving over de maanden januari 2011 tot en met juni 2011 maandelijks bruto een bedrag van € 5.687 aan loon van [F] B.V. Dit loon heeft [F] B.V. verantwoord in haar aangiften in de loonbelasting/premie volksverzekeringen. Vanaf 1 juli 2011 heeft [F] B.V. geen loon meer toegekend aan belanghebbende. [F] B.V. heeft vanaf 1 juli 2011 daarom geen loon meer aangegeven. Het aangegeven loon over de eerste zes maanden van 2011 heeft [F] B.V. in haar loonaangifte over de maand juli 2011 gecorrigeerd tot nihil. In 2011 is, anders dan in voorafgaande jaren, door [F] B.V. geen managementvergoeding aan [K] B.V. meer in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft op 13 september 2011 een huurovereenkomst getekend. Volgens deze overeenkomst verhuurt belanghebbende het bedrijfspand met ingang van 21 juli 2011 aan de VOF. De huurprijs bedraagt op jaarbasis € 109.500.
Belanghebbende heeft het bedrijfspand aangemerkt als buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen. Bij het bepalen van zijn winst uit onderneming heeft belanghebbende op het bedrijfspand een bedrag van € 301.800 willekeurig afgeschreven. Hierbij heeft belanghebbende gebruik gemaakt van de faciliteit van willekeurige afschrijving voor startende ondernemers.
Op de passiefzijde van de balans per 31 december 2011 van [F] B.V. is een pensioenverplichting ten behoeve van de directie opgenomen tot een bedrag van € 224.476. Daarnaast is op de actiefzijde van deze balans een vordering in rekening-courant op de directie opgenomen tot een bedrag van € 386.029.
De Inspecteur heeft zich bij de aanslagregeling op het standpunt gesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan het urencriterium, omdat de VOF volgens de Inspecteur pas op 13 september 2011 is aangegaan. Belanghebbende kan volgens de Inspecteur daarom geen aanspraak maken op de in de Wet IB 2001 opgenomen (verhoogde) zelfstandigenaftrek en de willekeurige afschrijving voor startende ondernemers. Daarnaast heeft - voor zover hier van belang - de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de certificaten van de aandelen in [F] B.V. door het aangaan van de VOF tot belanghebbendes verplichte ondernemingsvermogen zijn gaan behoren, waardoor op grond van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel f, van de Wet IB 2001 sprake is van een fictieve vervreemding van deze certificaten van aandelen. De Inspecteur heeft met inachtneming van deze standpunten de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2011 als volgt vastgesteld:
Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning € (-107.730)
Correctie fiscale winstberekening - 313.407
Correctie zelfstandigen-/startersaftrek - 11.607
Correctie MKB-winstvrijstelling - (-39.001)
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 178.283
Aangegeven belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang € 0
Voorbehoud goodwill - 157.710
Etikettering van de aandelen - 573.843
Gestort aandelenkapitaal - - 18.151
Vastgesteld belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang € 713.402
Bij de uitspraak op belanghebbendes bezwaarschrift heeft de Inspecteur de bijtelling “Voorbehoud goodwill” laten vervallen. Hierdoor heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd tot op € 555.692. Het belastbare inkomen uit werk en woning heeft de Inspecteur gehandhaafd op € 178.283.
De Inspecteur heeft bij ambtshalve gegeven beschikking van 24 april 2015 de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2011 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 168.069 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 555.692. De vermindering houdt verband met de omstandigheid dat de Inspecteur bij de aanslagregeling de (verhoogde) zelfstandigenaftrek ten onrechte tweemaal had gecorrigeerd.
Op 4 augustus 2016 is de waarde van het bedrijfspand door een van de zijde van belanghebbende ingeschakelde taxateur getaxeerd op € 825.000. De rijkstaxateur heeft zich met die waarde akkoord verklaard in het kader van de voorgenomen (gedeeltelijke) staking van de onderneming van belanghebbende.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende aan het urencriterium heeft voldaan, zodat hij recht heeft op de (verhoogde) zelfstandigenaftrek en de willekeurige afschrijving voor startende ondernemers, en of belanghebbendes certificaten van de aandelen in [F] B.V. door het aangaan van [L] VOF tot belanghebbendes verplichte ondernemingsvermogen zijn gaan behoren, waardoor op grond van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel f, van de Wet IB 2001 sprake is van een fictieve vervreemding van deze certificaten van aandelen.
De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend, en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de oplegde aanslag tot een opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 168.069 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 555.692.
Belanghebbende beantwoordt de eerste - hiervoor onder 3.1 vermelde - vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend, en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Indien het gelijk aan belanghebbende is, is tussen partijen niet in geschil dat het belastbare inkomen uit werk en woning overeenkomstig belanghebbendes aangifte moet worden vastgesteld op € 107.730 negatief en het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang op nihil. Als het gelijk aan de Inspecteur is, dient het belastbare inkomen uit werk en woning te worden gehandhaafd op € 168.069 en het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang op € 555.692.