Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10899, 16/01190 en 16/01191

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10899, 16/01190 en 16/01191

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 december 2017
Datum publicatie
22 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:10899
Zaaknummer
16/01190 en 16/01191

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Autoschadebedrijf. Betrokkenheid bij hennepkwekerij. Invloed sepot. Vereiste aangifte. Omkering bewijslast?

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 16/01190 en 16/01191

uitspraakdatum: 12 december 2017

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 september 2016, nummers AWB 16/2309 en 16/2310, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2012 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar inzake de aanslag inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen ongegrond verklaard. Voorts heeft hij de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verminderd en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslagen en de belastingrente verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende dreef onder de naam [A] een onderneming in het door hem gehuurde pand aan de [a-straat] 39 te [B] . De onderneming is per 1 maart 2011 gestaakt. De huurovereenkomst van het pand kon evenwel niet worden beëindigd.

2.2.

Op 27 maart 2012 heeft de politie in dat pand een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 304 planten.

2.3.

Op 29 maart 2012 heeft de politie belanghebbende als verdachte gehoord. Volgens het proces-verbaal heeft belanghebbende onder meer verklaard:

“Ik ben huurder van het genoemde pand. (…) Ik huurde het bedrijf omdat ik voor mijzelf was begonnen met een autoschade bedrijf “ [A] ”. (…) Ik ben met veel enthousiasme begonnen, maar het liep niet zo als verwacht. (…) Al na een paar maanden kon ik de huur niet meer betalen. Vervolgens kwamen er nog een paar maanden huur bij en ik kwam verder in de financiële problemen. Ik heb nog een gesprek gehad met de verhuurder om het contract te ontbinden, maar de verhuurder hield vast aan de gemaakte afspraken en wilde dat ik nog minstens een jaar en een paar maanden de huur zou betalen. Ik had het geld echter niet. (…) Via via kreeg ik van een kennis een oplossing voor mijn probleem. Ik kon geld lenen van iemand anders om een hennepkwekerij op te zetten. Ik had er geen ervaring mee. Mij is wel verteld hoe ik het moest doen. (…) Ik heb 290 hennepplanten gekweekt en daar 1 mislukte oogst van gehad. (…) Na de mislukte oogst heb ik nieuwe plantjes gekocht. De oude plantjes heb ik weggegooid. Er is wel wat uitgekomen maar niet goed bevonden. (…) Ik had ongeveer 5, 7 kilo (…) De opbrengst is weggegaan voor 4300 Euro per kilo naar degene die de materialen voor de kwekerij leverde. Ik heb er uiteindelijk van die oogst niets gekregen. Eerlijk gezegd heb ik er 1100 Euro aan overgehouden. De rest ging naar de leverancier. (…) Ik heb voor die 1100 Euro de driehonderd plantjes gekregen. (…) Ik was meer dan 25.000 Euro kwijt aan het opzetten en aankopen van plantjes en materialen. Ik heb minimaal dat bedrag als schuld staan bij de leverancier en de geldschieter voor de kwekerij.”

2.4.

Met dagtekening 19 oktober 2012 heeft de Politie Utrecht, District West, team [B] aan de Inspecteur een brief gezonden, waarin onder meer staat:

“Op dinsdag, 27/03/2012 heeft de politie Utrecht op de locatie [a-straat] 39 te [B] een in werking zijnde hennepkwekerij ontmanteld. Daarmee is een misdrijf op heterdaad ontdekt. (…) Als verdachte(n) word(t)en vooralsnog aangemerkt: [X] (…) Betrof een bedrijfspand waarin op de eerste verdieping een in werking zijnde hennepkwekerij bevond in een zogenaamde geprepareerde ruimten. Planten waren oogstrijp ( 3 a 4 weken) (…) Indicatie over het aantal eerdere oogsten (…): een (1) eerdere oogsten.”

2.5.

Met dagtekening 10 december 2012 schrijft de Inspecteur aan belanghebbende:

“Op grond van het Convenant Aanpak Hennepteelt zijn wij, als Belastingdienst, geïnformeerd van het feit dat in 2012 sprake is geweest van een hennepkwekerij in het pand [a-straat] 39 te [B] . Ontruiming van de laatste kwekerij heeft plaatsgevonden op 27 maart 2012. De inkomsten hiervan moeten worden aangemerkt als inkomsten uit overige werkzaamheden en dienen opgegeven te worden in een aangifte inkomstenbelasting 2012.

Om het een en ander te zijner tijd te kunnen beoordelen verzoek ik u mij de volgende informatie te sturen:

1) een specificatie van de opbrengsten (…)”

2.6.

In antwoord op de hiervoor aangehaalde brief schrijft belanghebbende met dagtekening 7 januari 2013 aan de Inspecteur:

“Vanwege het feit dat de politie een inval heeft gedaan voor dat de hennep werd geoogst, moet ik u mededelen dat ik aan deze hennepteelt helemaal niets verdient hebt € 0.00.”

2.7.

Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar aangifte voor de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.845. Daarin is geen bedrag begrepen in verband met de teelt van hennep.

2.8.

Tot de stukken van het geding behoort een mutatierapport van de politie Utrecht met dagtekening 16 oktober 2013, dat onder meer als volgt luidt:

“Na aanleiding van onvoldoende bewijs en een te lange periode geen inzet op onderzoek (…) zaak geseponeerd.”

2.9.

Bij brief van 16 oktober 2013 is de sepotbeslissing aan belanghebbende meegedeeld.

2.10.

Met dagtekening 8 oktober 2015 schrijft de Inspecteur aan belanghebbende onder meer:

“De inkomsten die u genereert uit de handel in hennep worden aangemerkt als “Resultaat overige werkzaamheden”. U dient deze inkomsten aan te geven in uw aangiften inkomstenbelasting over het jaar 2012.

Uit het onderzoek is gebleken dat er sprake is geweest van tenminste 1 oogst á 290 hennepplanten uitgaande van een groeicyclus van 10 weken. Hierdoor kom ik tot de navolgende bruto opbrengst in 2012, waarbij ik ben uitgegaan van de norm, zijnde 28,2 gram per plant. De gramprijs wordt door mij gesteld op € 3,28, zijnde de prijs die op dat moment in de markt gehanteerd is.

Op 29 maart 2012 heeft u bij de Politie verklaard dat u 290 hennepplanten heeft gekweekt. U heeft verder aangegeven dat dat opbrengst van 5 tot 7 kilo voor € 4.300 is verkocht. De opbrengst is gegaan naar degene die de materialen heeft geleverd. U heeft de naam van deze persoon niet willen noemen. Uw verklaring is daarom niet verifieerbaar. Ik heb daarom besloten de opbrengst geheel aan u toe te rekenen. Ik heb hierbij de volgende berekening gemaakt.

Opbrengst hennep per oogst

De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:

290 planten x 28,2 gram hennep per plant = 8178 gram

De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 8178 gram x € 3,28 =

26.824

Afschrijvingskosten

200

-

Hennepstekken: 290 x € 2,50 =

725

-

Variabele kosten: 290 x € 2,45 =

711

-

Opbrengst per oogst

25.188

Ik heb dan ook besloten op dit punt van de aangifte af te wijken met € 25.188.

Het is vaste rechtspraak dat de vereiste aangifte niet is gedaan indien zowel absoluut als relatief sprake is van een aanzienlijke te lage aangifte inkomstenbelasting 2012. Op basis van mijn berekening van het verkregen voordeel over 2012 ten bedrage van € 25.188 is er sprake van een substantieel deel van het inkomen dat niet is aangegeven. Dit betekent dat u niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Omdat u niet de vereiste aangifte heeft gedaan is (…) sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast. Dit betekent dat hij moet blijken dat en in hoeverre de opgelegde aanslag onjuist is.”

2.11.

De Inspecteur heeft met dagtekening 23 oktober 2015 de in geding zijnde aanslagen opgelegd, berekend naar respectievelijk een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 19.845 + € 25.188 =) € 45.033 en een bijdrage-inkomen van € 25.188.

3 Het geschil

In geschil is of de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing