Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10965, 17/00686
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10965, 17/00686
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 5 december 2017
- Datum publicatie
- 15 december 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:10965
- Zaaknummer
- 17/00686
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Eigen woning? Bestemd voor verkoop?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/00686
uitspraakdatum: 5 december 2017
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 mei 2017, nummer AWB 16/6487, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
In 2007 heeft belanghebbende de woning [a-straat] 2034 te [Z] (hierna: de woning) gekocht voor € 210.000. Vanaf dat moment heeft hij in de woning gewoond. De woning is gefinancierd met een hypothecaire lening die op 1 januari 2013 en op 31 december 2013 € 206.000 bedroeg. In het onderhavige jaar 2013 heeft belanghebbende op deze lening € 10.299,96 aan rente betaald. De WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2013 is € 209.000.
Belanghebbende is op 4 juni 2010 in het huwelijk getreden met [A] (hierna: de echtgenote). De echtgenote woonde in [B] en is daar na het huwelijk blijven wonen. Aanvankelijk is belanghebbende in de woning blijven wonen. In 2013 is hij verhuisd naar de woning van de echtgenote in [B] . Sinds augustus 2015 verblijft belanghebbende weer in de woning. In de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA) is vermeld dat belanghebbende tot 13 maart 2013 en vanaf 19 augustus 2016 op het adres van de woning woonde en dat hij van 13 maart 2013 tot 19 augustus 2016 in [B] op hetzelfde adres als zijn echtgenote woonde.
Op 6 oktober 2014 schrijft [C] ( [D] makelaardij) per e-mail aan belanghebbende onder meer:
“ik krijg van u een aanvraag voor de verkoop van uw woning.
Omdat het handig is een afspraak te maken hiervoor stel ik voor dat u mij belt op een geschikt moment.”
Tot de gedingstukken behoort de volgende verklaring met dagtekening 13 juni 2016:
“Hiermee verklaar ik , dhr/mevr
[E]
Zijnde de overburen van dhr [X] en woonachtig op [a-straat] 2055 , dat de woning aan de [a-straat] 2034
Gedurende de periode 2013‑2014 niet bewoond werd en leeg stond ,
En dat dhr [X] medio 2015 de woning weer heeft betrokken”
Tot de gedingstukken behoort een verklaring van [F] met dagtekening 26 oktober 2016, die onder meer als volgt luidt:
“In het jaar 2013 heb ik [X] enkele keren geholpen met het voor verkoop toonbaar maken van zijn woning aan de [a-straat] 2034 [Z] .
Bij een van deze gelegenheden was [X] niet aanwezig en trof ik tussen de post een briefje aan met daarin een telefoonnummer en een verzoek om te worden teruggebeld indien er belangstelling was om het pand te verkopen.
Ik heb het briefje aan [X] overhandigd. Enige tijd later begreep ik van hem dat hij na het nummer gebeld te hebben tot zijn spijt geen overeenstemming had kunnen bereiken over de koopsom.”
Belanghebbende heeft voor het jaar 2013 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.755, als volgt gespecificeerd:
Loon uit tegenwoordige arbeid |
€ 32.461 |
|
Loon uit vroegere arbeid |
€ 6.393 |
|
Eigenwoningforfait |
nihil |
|
Hypotheekrente |
€ 10.299 |
|
Belastbare inkomsten uit eigen woning |
|
-/- € 10.299 |
Betaalde premies inkomensvoorzieningen |
-/- € 1.180 |
|
Kosten levensonderhoud kinderen |
-/- € 4.620 |
|
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 22.755 |
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag de aftrek voor eigenwoningrente niet geaccepteerd en het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op (€ 22.755 + € 10.299 =) € 33.054.
3 Het geschil
In geschil is of de woning in het onderhavige jaar voor belanghebbende een eigen woning was. Belanghebbende stelt primair dat de woning na zijn vertrek te koop stond, zodat deze op grond van artikel 3.111, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) als eigen woning is aan te merken. Subsidiair stelt belanghebbende dat hij tot 1 april 2013 in de woning woonde, zodat deze gedurende die tijd op grond van artikel 3.111, eerste lid, van de Wet IB 2001 een eigen woning was.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vermindering van de aanslag.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.