Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11209, 1700611
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11209, 1700611
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 december 2017
- Datum publicatie
- 5 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:11209
- Zaaknummer
- 1700611
Inhoudsindicatie
Vpb. Te laat beroep? Boete.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer: 17/00611
uitspraakdatum: 19 december 2017
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 mei 2017, nummer AWB 16/5184, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 ambtshalve een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van nihil, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 2.460. Gelijktijdig hiermee is het verlies van belanghebbende over het jaar 2010 vastgesteld op nihil (hierna: de verliesvaststellingsbeschikking).
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 mei 2014 de aanslag en de verzuimboete gehandhaafd. De verliesvaststellingsbeschikking is – impliciet – gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 19 mei 2016 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, de heffingsambtenaar een conclusie van dupliek.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2017 te Arnhem. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende is opgericht [in] 2003. Statutair bestuurder is [A] . Belanghebbende houdt alle aandelen in [B] B.V. en 50 percent van de aandelen in [C] B.V. [C] B.V. houdt alle aandelen in [D] B.V. en in [E] B.V.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 15 augustus 2012 verzocht voor 5 september 2010 de aangifte Vpb over het jaar 2010 in te dienen. Belanghebbende heeft vervolgens geen aangifte Vpb 2010 ingediend.
Met dagtekening 24 november 2012 is de aanslag Vpb 2010 ambtshalve vastgesteld naar een belastbaar bedrag van nihil. Tevens is er een verzuimboete van € 2.460 opgelegd wegens het niet doen van aangifte. Gelijktijdig hiermee is het verlies van belanghebbende over 2010 vastgesteld op nihil.
Bij brief met dagtekening 29 november 2012 heeft de gemachtigde van belanghebbende namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag, de verzuimboete en de verliesvaststellingsbeschikking. Dit bezwaarschrift vermeldt als postadres van de gemachtigde: postbus [000] , [F] . Belanghebbende heeft bij het bezwaarschrift een balans en een winst- en verliesrekening gevoegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar met dagtekening 15 mei 2014 de aanslag, de verzuimboete en impliciet de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd. Dit geschrift vermeldt als toezendadres: postbus [000] , [F] .
Op 30 augustus 2016 is er telefonisch contact geweest tussen de gemachtigde van belanghebbende en een medewerker van de Belastingdienst. Tijdens dit gesprek zijn de uitspraken op bezwaar inzake de aanslag Vpb 2010 ter sprake gekomen. Naar aanleiding van dit gesprek heeft een medewerker van de Belastingdienst de uitspraken op bezwaar inzake de aanslag Vpb 2010 op 30 augustus 2016 per mail naar de gemachtigde van belanghebbende gezonden.
Bij fax van 30 augustus 2016 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.
3 Geschil
In geschil is allereerst of het beroep terecht ontvankelijk is verklaard. Indien sprake is van een ontvankelijk beroep is in geschil of de verliesvaststellingsbeschikking naar het juiste bedrag is vastgesteld en of terecht en naar het juiste bedrag een verzuimboete is opgelegd.
Belanghebbende voert aan dat hij de uitspraken op bezwaar niet heeft ontvangen en van deze uitspraken eerst op de hoogte is geraakt tijdens het telefoongesprek op 30 augustus 2016. De uitspraken op bezwaar heeft hij eerst op 30 augustus 2016 per mail ontvangen van een medewerker van de Belastingdienst. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de uitspraken op bezwaar niet op de juiste wijze zijn bekendgemaakt, omdat de uitspraken op bezwaar niet naar het juiste adres zijn gezonden. Belanghebbende en zijn gemachtigde gingen ervan uit dat de uitspraken op bezwaar niet naar de gemachtigde, maar naar belanghebbende zelf zouden worden gestuurd. Bovendien heeft zijn gemachtigde een ander postadres dan het postadres dat op de uitspraken op bezwaar staat vermeld. Het beroep is daarom tijdig ingediend en ontvankelijk. Voorts stelt belanghebbende zich op het standpunt dat het verlies moet worden vastgesteld op € 6.720 en de verzuimboete moet worden verminderd tot € 246. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur, tot vaststelling van het verlies op € 6.720 en vermindering van de verzuimboete tot € 246.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk is wegens termijnoverschrijding en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. Voor zover het Hof concludeert tot een ontvankelijk beroep concludeert de Inspecteur tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.