Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11340, 17/00322

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11340, 17/00322

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 december 2017
Datum publicatie
5 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:11340
Zaaknummer
17/00322

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Persoonsgebonden aftrek. Uitgaven levensonderhoud. Zoon met studiefinanciering. Giften. Specifieke zorgkosten.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/00322

uitspraakdatum: 19 december 2017

Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 februari 2017, nummer AWB 16/3586, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.6.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting is nog een stuk van belanghebbende bij het Hof ingekomen. Het Hof heeft, gezien de inhoud daarvan, geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen. Een afschrift van dit stuk is aan deze uitspraak gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft over het jaar 2013 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 47.915. In de aangifte heeft zij een bedrag van € 8.291 aan persoonsgebonden aftrek op haar inkomen in mindering gebracht, bestaande uit € 1.420 wegens uitgaven voor levensonderhoud van kinderen (4 kwartalen x € 355) en € 6.871 voor giften (na toepassing van de drempel en het maximum en na verhoging voor giften aan culturele instellingen).

2.2.

De uitgaven voor levensonderhoud van kinderen hebben betrekking op de zoon van belanghebbende [A] met geboortedatum 29 maart 1993 (hierna: de zoon). De zoon ontving in het onderhavige jaar studiefinanciering van 1 januari 2013 tot en met 31 mei 2013.

2.3.

De moeder van belanghebbende [B] stond het gehele jaar 2013 in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van belanghebbende en is daar in dat jaar ook feitelijk woonachtig. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar haar moeder verzorgd en heeft daarvoor loon ontvangen uit het aan haar moeder toegekende persoonsgebonden budget.

2.4.

Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur de uitgaven voor levensonderhoud van kinderen over het eerste en tweede kwartaal gecorrigeerd, alsmede de gehele giftenaftrek. Hij heeft de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van 55.496.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de hoogte van de persoonsgebonden aftrek.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Inspecteur ten onrechte de aftrek wegens uitgaven voor levensonderhoud van kinderen over het eerste en tweede kwartaal en de giften heeft gecorrigeerd. Belanghebbende stelt voorts dat zij recht heeft op aftrek van specifieke zorgkosten. Belanghebbende concludeert – naar het Hof begrijpt – tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur, en tot vermindering van de aanslag.

3.3.

De Inspecteur is van mening dat de aanslag juist is vastgesteld en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing