Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:116, 16/00311 tm 16/00314
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:116, 16/00311 tm 16/00314
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 januari 2017
- Datum publicatie
- 16 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:116
- Zaaknummer
- 16/00311 tm 16/00314
Inhoudsindicatie
Geen verschoonbare termijnoverschrijding omdat belanghebbende de gestelde dwaling bij de totstandkoming van vaststellingsovereenkomst met de Inspecteur niet aannemelijk maakt.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummers 16/00311 tot en met 16/00314
uitspraakdatum: 11 januari 2017
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 januari 2016, verzonden op 5 februari 2016, nummers LEE 15/1301 tot en met 15/1304, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2005 met dagtekening 21 april 2011 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.809. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 550. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 396.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende, door de Inspecteur ontvangen op 23 januari 2015, heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 19 februari 2015 belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
Aan belanghebbende is over het jaar 2006 met dagtekening 12 maart 2011 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.343. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 1.030. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 825.
Aan belanghebbende is over het jaar 2007 met dagtekening 12 maart 2011 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.294. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 716. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 754.
Aan belanghebbende is over het jaar 2008 met dagtekening 18 maart 2011 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.619. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 405.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen over de jaren 2006, 2007 en 2008, door de Inspecteur ontvangen op 12 april 2011, heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 9 september 2011 de navorderingsaanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 26 januari 2016 het beroep tegen de uitspraak op bezwaar inzake de navorderingsaanslag over 2005 ongegrond verklaard en de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar inzake de navorderingsaanslagen over de jaren 2006, 2007 en 2008 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Een onderzoek ter zitting heeft niet plaatsgevonden. Partijen hebben, na te zijn uitgenodigd voor de zitting van 15 november 2016, ieder laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Bij het Hof zijn gelijktijdig aanhangig gemaakt de zaken betreffende de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2005 tot en met 2008 met de kenmerken 16/00315 tot en met 16/00318 van [C] en de zaken betreffende de naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 en het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008 van de vennootschap onder firma [D] V.O.F. [C] is evenals belanghebbende firmant van deze vennootschap. In deze zaken is na een gelijktijdige mondelinge behandeling eveneens gelijktijdig met de onderhavige zaken uitspraak gedaan.
2 De vaststaande feiten
De vennootschap onder firma Dalstra V.O.F., houdt zich bezig met de exploitatie van een oliebollenkraam. Belanghebbende en [C] voornoemd zijn de firmanten.
Tot de stukken van het geding behoort een vaststellingsovereenkomst uit 2010, waarin onder meer het volgende is opgenomen en waarin belanghebbende als partij A en de Inspecteur als partij B is aangeduid:
„ 2 Omschrijving van de situatie
Door het ontbreken van een deugdelijke kasadministratie en het ontbreken van inkopen in de
administratie, verkeren partijen in onzekerheid over de volgende zaken:
- De na te heffen omzetbelasting over de periode 1-1-2005 tot en met 31-12-2008.
- De vast te stellen inkomens box 1 voor de inkomstenbelasting over de jaren 2005, 2006, 2007 en 2008.
3 Overleg en correspondentie
- Een boekenonderzoek door partij B gevolgd door diverse telefonische contacten met partij A en zijn adviseur.
- Een brief van partij B aan partij A met dagtekening 18 oktober 2010, betreffende het verwerpen van de administratie en opvragen van gegevens.
- Een op 18 november 2010 door partij B aan de partij A en de adviseur van partij A verzonden brief met theoretische omzetberekeningen voor de gezamenlijke bespreking van 23 november 2010.
- Een bespreking tussen partijen op 23 en 24 november 2010.
- Een op 25 november 2010 door partij B aan partij A overhandigde brief met compromisvoorstel.
- Een op 25 november 2010 door partij B aan de adviseur van partij A per brief verzonden