Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:128, 16/00129
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:128, 16/00129
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 januari 2017
- Datum publicatie
- 20 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:128
- Zaaknummer
- 16/00129
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Persoonsgebondenaftrek. Tante Agaathleningen. Geen registratie en ontbreken beschikking. Schending vertrouwensbeginsel?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 16/00129
uitspraakdatum: 10 januari 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 december 2015, nummer AWB 15/2567, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstensbelasting/ premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.561 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.000. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 920.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 december 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede mr. [A] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Op 25 augustus 2012 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV voor het jaar 2011 ingediend. In deze aangifte heeft hij verliezen op beleggingen in durfkapitaal ten bedrage van € 24.121 in aftrek gebracht als persoonsgebonden aftrek. Over deze aftrek heeft de Inspecteur na de indiening van de aangifte zowel telefonisch als schriftelijk overleg gevoerd met belanghebbende.
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur voornoemde aftrek gecorrigeerd.
Op 25 augustus 2014 heeft belanghebbende tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Hierin heeft belanghebbende verklaard dat hij en zijn echtgenote in de jaren 2000 tot en met 2004 diverse leningen tot een totaalbedrag van € 24.121 hebben verstrekt aan het startende bedrijf [B] te [Z] van hun dochter [C] en haar toenmalige partner [D] , onder de condities van de Tante Agaathregeling. Bij e-mailbericht van 16 december 2014 heeft belanghebbende aan de Inspecteur kopieën van schuldbekentenissen gezonden. Hierin verklaart de dochter wegens ter leen ontvangen gelden de volgende bedragen verschuldigd te zijn aan de echtgenote van belanghebbende:
Datum |
Bedrag in guldens |
Bedrag in euro |
28 april 2000 |
10.000 |
4.537 |
1 juli 2001 |
50.000 |
22.689 |
1 juli 2001 |
20.000 |
9.075 |
18 februari 2004 |
5.000 |
|
Totaal |
41.301 |
Belanghebbende heeft voorts verklaard in de loop van 2011 een bedrag van € 24.121 te hebben kwijtgescholden omdat zijn dochter en haar toenmalige partner in 2008 zijn gescheiden en het bedrijf [B] rond 2011 met forse schulden is opgeheven.
De geldleningen zijn niet geregistreerd. Ook heeft belanghebbende niet om een beschikking verzocht in de zin van artikel 6.8, lid 3, van de Wet inkomstenbelasting 2011 (hierna: Wet IB 2001; tekst tot en met 2010).
Belanghebbende heeft als bijlage 7 bij zijn beroepschrift bij de Rechtbank een fotokopie overgelegd van een bladzijde uit de Toelichting op de aangifte inkomstenbelasting 2001, vragen 32 en 33. Vraag 33 heeft betrekking op de vrijstelling van de Tante Agaathleningen voor de berekening van de rendementsgrondslag (box 3).
De Inspecteur heeft voor de belastingheffing over de jaren 2001 tot en met 2011 de onder 2.5 vermelde vrijstelling voor de vermogensrendementsheffing zonder nader onderzoek toegekend.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Partijen houdt verdeeld of belanghebbende recht heeft op een persoonsgebonden aftrek voor een bedrag van € 24.121 ter zake van verliezen op beleggingen in durfkapitaal (Tante Agaathleningen). Belanghebbende heeft zich meer in het bijzonder op het standpunt gesteld dat de Inspecteur in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel dan wel dat sprake is van gewekt vertrouwen.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.440 (€ 71.561 -/- € 24.121) en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.000.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Partijen zijn het eens over de cijfermatige uitwerking van de wederzijdse standpunten.