Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1386, 16/00250

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1386, 16/00250

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 februari 2017
Datum publicatie
3 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:1386
Zaaknummer
16/00250

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling melkveehouderij. Gemeente slaagt in bewijslast

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 16/00250

uitspraakdatum: 21 februari 2017

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 januari 2016, nummer AWB 14/6968, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bronckhorst (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat] 5 te [Z] (hierna: de melkveehouderij), per waardepeildatum 1 januari 2013, voor het kalenderjaar 2014 vastgesteld op € 336.000. Tegelijk met de beschikking is ook de aanslag onroerendezaakbelasting bekend gemaakt.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 11 augustus 2014, verzonden op 22 augustus 2014, de waarde en de daarop gebaseerde aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van € 310 en de heffingsambtenaar gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de melkveehouderij. Het betreft een in een agrarisch gebied gelegen melkveebedrijf, bestaande uit een aantal deelobjecten (vrijstaande woning, jongveestal, twee werktuigenbergingen, melkstal, ligboxenstal, paardenstal, schuur, mestkelder en een buitenbak) en grond. De oppervlakte van het perceel is ongeveer 109.470 m², waarvan de heffingsambtenaar blijkens het taxatieverslag bij de waardebepaling 106.720 m² buiten beschouwing heeft gelaten in verband met de cultuurgrondvrijstelling.

2.2.

De mondelinge behandeling bij de Rechtbank is aangevangen op 3 maart 2015. De Rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde het verweerschrift met bijlagen niet heeft ontvangen en het onderzoek ter zitting geschorst. Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 19 oktober 2015. In het proces-verbaal dat van de nadere zitting is opgemaakt is onder meer het volgende opgenomen:

“Rechter: Welke waarde bepleit u?

Gemachtigde van eiser: Ik ben geen taxateur maar de waarde van de bedrijfsopstallen zijn aanzienlijk lager. € 250.000 is een redelijke waarde.”

3 Het geschil

In geschil is de waarde van de melkveehouderij op de waardepeildatum.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing