Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1608, 16/00469
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1608, 16/00469
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 februari 2017
- Datum publicatie
- 3 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:1608
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:3087
- Zaaknummer
- 16/00469
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 228
Inhoudsindicatie
Beroep op gelijkheidsbeginsel bij aanschaf precario slaagt niet.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 16/00469
uitspraakdatum: 28 februari 2017
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 april 2016, nummer LEE 15/2933, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarden (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft voor het jaar 2015 aan belanghebbende een aanslag in de precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 808,72.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar op 12 juni 2015 bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank).
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende meegedeeld dat hij zijn uitspraak op bezwaar heeft ingetrokken en heeft bij geschrift van 20 oktober 2015, door hem aangeduid als uitspraak op bezwaar, opnieuw het bezwaar van belanghebbende afgewezen.
De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 12 april 2016 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2017 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A] namens de heffingsambtenaar.
Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft belanghebbende een brief met bijlagen ingezonden, waaruit het Hof afleidt dat belanghebbende heropening van het onderzoek verzoekt. De inhoud van de ingezonden stukken is evenwel van dien aard dat deze niet kunnen leiden tot een ander oordeel omtrent het geschil dan in deze uitspraak gegeven, op grond waarvan het Hof heeft besloten niet tot heropening over te gaan. De door belanghebbende ingezonden stukken worden aan het proces-verbaal gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een woonboot, in het belastingjaar 2015 tot in augustus gelegen aan de [a-straat] 139 te [Z] . Daarna was de woonboot gelegen aan de [b-straat] 70 te [Z] . De woonboot was gelegen boven grond die eigendom is van de gemeente Leeuwarden.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 18 februari 2015 aan belanghebbende een aanslag in de gemeentelijke heffingen opgelegd. Op het aanslagbiljet is - voor zover hier van belang - het volgende vermeld:
"Aanslag gemeentelijke heffingen
Precario: woonschip of woonwagen |
|
[00000] " [B] " |
808,72" |
In een tot de gedingstukken behorende e-mail aan belanghebbende van 18 juni 2015 van mevrouw mr. [C] , werkzaam bij de gemeente Leeuwarden, is het volgende vermeld:
"De hoeveelheid documenten over de verbouwing betreft een flink aantal meters.
Wel is duidelijk dat de betrokkenen is toegezegd dat zij geen precariobelasting hoeven te betalen en dat dit wordt onder meer uitgesloten door een zakelijk recht.
In het verleden was er geen sprake van voorwerpen boven gemeentegrond.
Na de gedane verbouwing moest deze situatie gehandhaafd blijven.
Vanwege deze afspraken, die een wezenlijk onderdeel zijn van het project, is het heffen van precariobelasting uitgesloten.
Zowel de gemeente als betrokkenen zijn hiermee bekend en houden zich aan de gemaakte afspraken.
Er kan dus geen precariobelasting geheven worden."
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de heffingsambtenaar bevestigend beantwoord.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de aanslag nietig is, omdat op het aanslagbiljet "precario" is vermeld, en niet "precariobelasting". Verder stelt belanghebbende dat de heffingsambtenaar door na het indienen van het beroepschrift de uitspraak op bezwaar in te trekken het bezwaar tegen de aanslag impliciet heeft gehonoreerd. Voorts stelt belanghebbende dat de heffingsambtenaar niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding heeft gebracht en dat de heffingsambtenaar het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur heeft geschonden door, met oogmerk van begunstiging, de eigenaar van de parkeergarage [D] en de Stichting [E] niet in de heffing te betrekken. Ten slotte voert belanghebbende aan dat de aanslag in verband met de verplaatsing van de woonboot in augustus 2015 aldus dient te worden verminderd dat met deze aanslag uitsluitend over de maanden januari tot en met juli wordt geheven.
De heffingsambtenaar heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd weersproken. Met betrekking tot de verplaatsing van de woonboot heeft hij zich ter zitting nader op het standpunt gesteld dat die moet leiden tot een vermindering van de aanslag voor de kalendermaanden in 2015 na augustus van dat jaar.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraak van de heffingsambtenaar en van de aanslag.
De heffingsambtenaar concludeert, na wijziging van zijn standpunt in de loop van het geding, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag.