Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1609, 15/00391 en 15/00412
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1609, 15/00391 en 15/00412
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 februari 2017
- Datum publicatie
- 10 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:1609
- Zaaknummer
- 15/00391 en 15/00412
Inhoudsindicatie
BPM. Proceskostenvergoeding. Wegingsfactor
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 15/00391 en 15/00412
uitspraakdatum: 28 februari 2017
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[X] h.o.d.n. [Y] te [Z] (hierna: belanghebbende)
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 17 maart 2015, nummer AWB 12/2814 in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft ter zake van een personenauto van het merk Alfa Romeo, type Spider 1.7T Exclusive (VIN: [00000] ; hierna: de auto) een bedrag van € 7.380 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan.
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar gegrond verklaard. De Inspecteur heeft aan belanghebbende teruggaaf aan BPM verleend van € 959. Daarbij is aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 54,50.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het beroep de vergoeding van rente betreft. De verschuldigde BPM is door de Rechtbank gehandhaafd zoals door de Inspecteur is vastgesteld in de uitspraak op bezwaar. De Rechtbank heeft de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 544,50, te weten € 54,50 voor de kosten van bezwaar en € 490 voor de kosten van beroep.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft tegen de beslissing van de Rechtbank inzake de proceskosten hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft, anders dan de Inspecteur, voorts een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 26 januari 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door [A] , alsmede, namens de Inspecteur, [B] en [C] .
Ter zitting van het Hof zijn gelijktijdig de zaken behandeld met de hierna te noemen zaaknummers van het Hof: 14/00989, 15/00388, 15/00411, 15/00390, 15/00412, 15/00391, 15/00413, 15/00392, 15/00414 en 15/00393.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft de onderhavige, uit Duitsland afkomstige, auto in Nederland gekocht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft hij een bedrag van € 7.380 aan BPM op aangifte voldaan.
Belanghebbende heeft tegen de voldoening op aangifte bezwaar aangetekend. Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent.
De Inspecteur heeft het bezwaar in verband met de 12%-regeling gegrond verklaard en een teruggaaf aan BPM van € 959 verleend. In verband hiermee heeft de Inspecteur belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 54,50 ter zake van in bezwaar beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Belanghebbende heeft beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft belanghebbende een rentevergoeding toegekend en een proceskostenvergoeding toegekend van in totaal € 544,50, te weten € 54,50 voor de bezwaarfase en € 490 voor de beroepsfase.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft (uitsluitend) tegen de beslissing van de Rechtbank inzake de proceskostenvergoeding hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil en de standpunten van partijen
In hoger beroep is (uitsluitend) in geschil of de Rechtbank bij de vaststelling van de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase terecht is uitgegaan van een wegingsfactor van 1. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend, in die zin dat een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) volstaat.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.