Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1761, 16/00468
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1761, 16/00468
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 maart 2017
- Datum publicatie
- 17 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:1761
- Zaaknummer
- 16/00468
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling woning. Gemeente slaagt in bewijslast.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 16/00468
uitspraakdatum: 7 maart 2017
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 2 maart 2016, nummer UTR 15/3525, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 147 te [A] per waardepeildatum 1 januari 2014 voor het jaar 2015 vastgesteld op € 356.000. Tegelijk met deze beschikking is door de heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag in de onroerendezaakbelasting 2014 opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot € 338.000 en de aanslag tot € 388.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft daarop een conclusie van repliek ingediend.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 16 februari 2017. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [B] als de gemachtigde van belanghebbende alsmede – namens de heffingsambtenaar – mr. [C] , vergezeld van [D] , taxateur.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onderhavige onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat] 147 te [A] . De onroerende zaak is een in 1927 gebouwde twee-onder-een-kap-woning met een garage en berging. De perceelsoppervlakte bedraagt 380 m2 en de woonoppervlakte (circa) 100 m2. De staat van onderhoud van de woning is matig. De badkamer is gelegen op de begane grond. Op de verdieping bevinden zich twee slaapkamers. De schuur heeft een golfplaten dak met asbest erin verwerkt.
In de (directe) nabijheid van deze woning is de onroerende zaak [a-straat] 166 te [A] gelegen. Deze onroerende zaak is een in 1930 gebouwde hoekwoning. De oppervlakte van het perceel bedraagt 327 m2 en de woonoppervlakte circa 95 m2. De woning beschikt niet over een garage. Deze woning is op 21 oktober 2014 verkocht voor € 325.000. De staat van onderhoud op dat moment was matig. De woning diende volledig te worden gerenoveerd.
3 Geschil
In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de peildatum.
Belanghebbende stelt zich, naar zijn gemachtigde ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, op het standpunt dat de waarde moet worden vastgesteld op € 300.000. De heffingsambtenaar bepleit daarentegen een waarde van € 338.000.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.