Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1847, 16/00649
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1847, 16/00649
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 maart 2017
- Datum publicatie
- 17 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:1847
- Zaaknummer
- 16/00649
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Sparen in box 3. Forfaitaire rendementsheffing. Strijdigheid met Europees eigendomsrecht?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 16/00649
uitspraakdatum: 7 maart 2017
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 mei 2016, nummer AWB 15/5524, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.547 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.126.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 juli 2015 de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 19 mei 2016 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft bij brief van 10 juni 2016, ingekomen bij het Hof op 14 juni 2016, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingediend.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2017 te Arnhem. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [A] en [B] .
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Tot de grondslag voor de vermogensrendementsheffing voor het jaar 2014 van belanghebbende behoren bezittingen, bestaande uit spaartegoeden, met een waarde van in totaal € 149.290. Rekening houdend met het heffingvrije vermogen van € 21.139 bedraagt de grondslag sparen en beleggen € 128.151 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen € 5.126. De daarover verschuldigde belasting (30 percent) bedraagt € 1.537.
Voor de jaren 2010 tot en met 2014 hebben de forfaitaire rendementsheffing en de werkelijk genoten rente voor belanghebbende als volgt bedragen:
Jaar |
Heffing box 3 |
Genoten rente |
Verhouding |
2010 |
€ 1.198 |
€ 3.316 |
36% |
2011 |
€ 1.263 |
€ 3.112 |
40% |
2012 |
€ 1.251 |
€ 1.127 |
111% |
2013 |
€ 1.350 |
€ 4.674 |
28% |
2014 |
€ 1.537 |
€ 2.690 |
57% |
Totaal |
€ 6.599 |
€ 14.919 |
44% |
3 Geschil
In geschil is of de forfaitaire rendementsheffing van box 3 in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP). Belanghebbende heeft onder meer aangevoerd dat het door de wetgever veronderstelde rendement van vier percent niet meer haalbaar is, en dat ten gevolge van een disproportioneel hoge belastingdruk in box 3 (door de jaren heen) sprake is van een aantasting van zijn vermogen.
Belanghebbende heeft ter zitting zijn standpunt omtrent schending van de hoorplicht ingetrokken.