Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1862, 14/00989

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1862, 14/00989

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 februari 2017
Datum publicatie
10 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:1862
Zaaknummer
14/00989

Inhoudsindicatie

BPM. Voldoening op aangifte. Bezwaar door importeur. Vergoeding van immateriële schade. Overschrijding redelijke termijn.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00989

uitspraakdatum: 28 februari 2017

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] h.o.d.n. [Y] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 9 september 2014, nummer AWB 12/2363 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur) en

de Minister van Veiligheid en Justitie.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft ter zake van een personenauto van het merk BMW, type 325i Cabrio (VIN: [00000] ; hierna: de auto) een bedrag van € 5.802 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) voldaan.

1.2

Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).

1.4

De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 9 september 2014 ongegrond verklaard, en bepaald dat het onderzoek wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak omtrent het verzoek om schadevergoeding met betrekking tot de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn. De Rechtbank heeft in die zaak op 21 januari 2016 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBGEL:2016:1880).

1.5

Belanghebbende heeft tegen de beslissing van de Rechtbank van 9 september 2014 hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 26 januari 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door [A] als zijn gemachtigde alsmede, namens de Inspecteur, [B] en [C] .

1.8

Ter zitting van het Hof zijn gelijktijdig de zaken behandeld met de hierna te noemen zaaknummers van het Hof: 15/00388, 15/00411, 15/00390, 15/00412, 15/00391, 15/00413, 15/00392, 15/00414, 15/00393 en 15/00463.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende, een autohandelaar, heeft de auto vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft aangifte gedaan voor een bedrag van € 5.802 aan BPM. Dit bedrag is voldaan door de beoogd kentekenhouder en niet door belanghebbende. Omdat de Inspecteur van oordeel was dat dit bedrag te laag was, heeft hij aan belanghebbende een naheffingsaanslag ten bedrage van € 531 opgelegd. Dit bedrag is eveneens door de beoogd kentekenhouder voldaan.

2.2

Belanghebbende heeft zowel tegen de voldoening op aangifte als tegen de naheffingsaanslag bezwaar aangetekend. Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent.

2.3

De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de voldoening op aangifte niet-ontvankelijk verklaard en heeft het bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.

2.4

Belanghebbende heeft tegen beide uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft geoordeeld, kort gezegd, dat nu de BPM is voldaan door een ander dan belanghebbende, laatstgenoemde geen “belanghebbende” is in de zin van artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Omdat de gemachtigde uitsluitend namens belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen de uitspraken op bezwaar heeft de Rechtbank het beroep met betrekking tot de voldoening op aangifte ongegrond verklaard en het beroep inzake de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk. Tevens heeft de Rechtbank bepaald dat het onderzoek wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak op het verzoek om schadevergoeding met betrekking tot de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn.

2.5

Belanghebbende heeft tegen de beslissingen van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De onderhavige zaak heeft betrekking op de procedure met betrekking tot de voldoening op aangifte.

3 Het geschil en de standpunten van partijen

3.1

In hoger beroep is onder meer in geschil of de Rechtbank in de procedure inzake de voldoening op aangifte terecht heeft geoordeeld dat het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing