Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2186, 16/00163

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2186, 16/00163

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 maart 2017
Datum publicatie
17 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:2186
Formele relaties
Zaaknummer
16/00163

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Navordering. Fout ex art. 16 lid 2 onderdeel c AWR? Inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 16/00163

uitspraakdatum: 7 maart 2017

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 december 2015, nummer AWB 15/1604, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 0. De heffingskortingen zijn vastgesteld op een bedrag van € 1.987.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift en een aanvulling op het verweerschrift ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoort voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2016 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord belanghebbende. Namens de Inspecteur is verschenen [A] , bijgestaan door [B] .

1.7

Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan aan het Hof en aan de wederpartij verstrekt.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De feiten

2.1

Belanghebbende heeft op 25 maart 2011 een aangifte IB/PVV 2010 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 0.

2.2

Met dagtekening 8 juni 2011 is een voorlopige aanslag IB/PVV 2010 vastgesteld, waarin het belastbare inkomen uit werk en woning op € 0 is vastgesteld en het bedrag van de heffingskortingen op € 1.987. Het betreft hier de algemene heffingskorting. Tevens is een beschikking te vergoeden heffingsrente van € 22 vastgesteld.

2.3

Op 31 maart 2011 heeft belanghebbende een gewijzigde aangifte ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 10.153. Het betreft hier een optelsom van de zelfstandigenaftrek (€ 9.427), de startersaftrek (€ 2.110) en de MKB-winstvrijstelling (-/- € 1.384). Belanghebbende heeft de gewijzigde aangifte gedaan met behulp van het door de Belastingdienst beschikbaar gestelde aangifteprogramma. Op basis van de door belanghebbende ingevulde aangifte, waarin hij de zelfstandigenaftrek heeft ingevuld, is de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: iack) automatisch toegekend door het aangifteprogramma. Dat de iack is toegekend, is voor de Inspecteur te zien aan het kruisje dat in de aangifte achter de iack is geplaatst.

2.4

De aangifte van 31 maart 2011 is door het computersysteem van de Belastingdienst beoordeeld. Het systeem heeft het volgende risico gesignaleerd: “saldo fiscale winstberekening niet gevuld; mogelijk ten onrechte ondernemers en ondernemingsfaciliteiten geclaimd” (hierna: de uitworpreden). Naar aanleiding van de uitworpreden heeft de Inspecteur enige vragen over de onderneming aan belanghebbende gesteld. De Inspecteur is tot de slotsom gekomen dat belanghebbende geen recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek.

2.5

Op 7 maart 2013 is een aanslag vastgesteld waarin de zelfstandigen- en startersaftrek zijn gecorrigeerd. Het belastbare inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 0. De heffingskortingen zijn daarbij vastgesteld op € 2.762, te weten de algemene heffingskorting van € 1.987 en de iack van € 775.

2.6

In 2014 is bij de Belastingdienst ontdekt dat in een groot aantal gevallen in de jaren 2008 tot en met 2012, waarin niet aan de voorwaarden voor de iack is voldaan, deze toch is toegekend. De Belastingdienst heeft daarop maatregelen genomen om het systeem anders in te richten. De Inspecteur heeft in dit kader een “Memo herstel damage IACK DMP 2014-06” van 15 februari 2014 overgelegd waarin onder meer het volgende is opgenomen (Hof: bedragen uit de Wet inkomstenbelasting 2001, tekst 2012):

“Omschrijving damage

(...) Tijdens de gefaseerde opstart van massaal corrigeren stellige correctie H560 voor belastingjaar 2012 is geconstateerd dat in een deel van de opgelegde definitieve aanslagen ten onrechte een bedrag van € 1.024 aan Inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna IACK) is berekend. Hierdoor is het te betalen bedrag van de aanslag € 1.024 te laag, of het te ontvangen bedrag maximaal (in geval van uitbetaling gecombineerde heffingskorting kan het bedrag lager zijn) € 1.024 te hoog.

Voorwaarden inkomensafhankelijke combinatiekorting

U krijgt de inkomensafhankelijke combinatiekorting als u voldoet aan de volgende voorwaarden:

(...)

3. Uw inkomen uit werk (loon, winst of bijvoorbeeld freelance-inkomsten is hoger dan € 4.814 of u krijgt de zelfstandigenaftrek (of u kunt die krijgen).

(…)

De voorwaarde 3 is uitgewerkt in (…) rekentabellen. Uit deze rekentabellen kan het volgende worden geconcludeerd:

  1. Iemand die aan de voorwaarden voor IACK voldoet en (recht op) zelfstandigenaftrek heeft, heeft minimaal recht op € 1.024 IACK (…) dus ook als het arbeidsinkomen niet meer is dan € 4.814!

  2. Iemand die aan de voorwaarden voor IACK voldoet en geen (recht op) zelfstandigenaftrek heeft en het arbeidsinkomen niet meer is dan € 4.814, heeft recht op € 0 IACK!

(…)

Analyse foutsituaties

(...)

3. De tweede foutsituatie ontstaat bij handmatige correcties die door een medewerker in ITO worden aangebracht waarbij de zelfstandigenaftrek (evt. in combinatie met een correctie op de winst voor ondernemersaftrek) volledig wordt gecorrigeerd of op “0” wordt gesteld. De medewerker moet in die gevallen ook de kruisrubriek “recht op inkomensafhankelijke combinatiekorting” corrigeren, als het arbeidsinkomen lager is dan de ondergrens waarop recht bestaat op IACK. De query heeft aangetoond dat deze aanvullende correctie regelmatig ten onrechte niet is aangebracht. Ook in deze situatie is de medeoorzaak van de fout, dat in berekenen ABS geen onderscheid wordt gemaakt tussen de hiervoor onder letter a en b beschreven varianten. Uitgangspunt voor berekenen was dat de kruisrubriek “recht op IACK” nooit wordt aangeboden aan berekenen als niet aan voorwaarde 3 wordt voldaan. In de praktijk blijkt dit dus niet zo te zijn.

(…)

Oplossing probleem

(…)

Het probleem moet vanaf belastingjaar 2008 worden opgelost door een aanpassing in de berekening ABS van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De kruisrubriek “recht op ICAK” blijft bepalend voor het berekenen van de IACK. In de berekening moet alleen het minimale bedrag IACK (voor 2012: € 1.024) worden berekend als er sprake is van (recht op) zelfstandigenaftrek. Het bedrag van zelfstandigenaftrek moet groter zijn dan € 0. Het “berekend arbeidsinkomen” blijft bepalend voor de berekening van de verhoging van het minimale bedrag IACK.”

2.7

Op 26 juli 2014 is de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 opgelegd, waarbij de iack is gecorrigeerd. Het bedrag van de heffingskortingen is vastgesteld op € 1.987, zijnde de algemene heffingskorting.

2.8

De Rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van een automatiseringsfout, omdat het aangifteprogramma de iack had moeten aanpassen, hetgeen niet is gebeurd. Navordering kan dan plaatsvinden op grond van artikel 16, lid 2, onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur op grond van artikel 16, lid 2, onderdeel c, van de AWR bevoegd was de iack na te vorderen. Tussen partijen is niet in geschil dat de iack bij het opleggen van de aanslag van 7 maart 2013 over het jaar 2010 ten onrechte is toegekend. Evenmin is in geschil dat geen sprake is van een nieuw feit dan wel kwade trouw als bedoeld in artikel 16 lid 1 van de AWR.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de navorderingsaanslag.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing