Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2187, 15/01490

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2187, 15/01490

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 maart 2017
Datum publicatie
17 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:2187
Zaaknummer
15/01490

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Schending informatieplicht? Buitenlandse bankrekening. Schending hoorplicht. Toepassing bestuurlijke lus.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/01490

uitspraakdatum: 7 maart 2017

Tussenuitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 november 2015, nummer AWB 15/368, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft ten name van belanghebbende een informatiebeschikking vastgesteld met betrekking tot de voor het jaar 2010 op te leggen aanslag in de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en belanghebbende een termijn gesteld van zes weken voor het voldoen aan de in de informatiebeschikking genoemde verplichtingen.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft bericht geen conclusie van dupliek in te zenden.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze tussenuitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Bij brief van 11 november 2014 heeft de Inspecteur aan de gemachtigde van belanghebbende gevraagd op grond van artikel 47, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen informatie te verstrekken over door belanghebbende in het buitenland aangehouden vermogen. In de brief is onder meer het volgende opgenomen:

Feiten

Ik beschik over de volgende gegevens waaruit blijkt dat uw cliënt en/of zijn partner tenminste één bankrekening aanhoud(t)en) of hebben aangehouden in het buitenland. Ik heb u hier al eerder schriftelijk over geïnformeerd.

Rekeningnummer: [00000]

Bank: Kredietbank Luxemburg

Saldo per 31-01-1994: Fl. 412.187 (€ 187.042) positief

De FIOD heeft de gegevens, vermeld op het microfiche over de rekeninghouder, vergeleken met onder andere gegevens van de Belastingdienst welke gebaseerd zijn op het bevolkingsregister. Uit die analyse komt uw cliënt naar voren als rekeninghouder(s).

Vragen

1. Is deze bankrekening in 2010 nog steeds door uw cliënt aangehouden?

2. Zo ja, wat was het saldo, inclusief onderliggende sub- en beleggingsrekeningen, op 1 januari en 31 december 2010?

3. Zo nee, waar wordt het eerder op de KBL-rekening gestalde vermogen in 2010 aangehouden?

4. Wat was het saldo van die andere rekeningen op 1 januari en 31 december 2010?

5. Indien niet langer vermogen in het buitenland wordt aangehouden, wanneer en op welke binnenlandse rekening is dit vermogen gestort of wanneer en waarvoor is het aangewend?

6. Ik verzoek u de bescheiden met betrekking tot de buitenlandse rekening(en)(in kopie) voor deze jaren te overleggen.”

2.2.

Met dagtekening 13 november 2014 schrijft de gemachtigde van belanghebbende aan de Inspecteur:

“U vraagt naar de bekende weg.

Belanghebbende heeft aangifte gedaan.

Belanghebbende heeft volledig en juist aangifte gedaan van zijn inkomen en vermogen.

Belanghebbende beschikt niet over enige rekening, anders dan in zijn aangifte vermeld.”

2.3.

De Inspecteur is van oordeel dat belanghebbende niet adequaat op het verzoek heeft gereageerd en heeft met dagtekening 25 november 2014 ten name van belanghebbende een informatiebeschikking vastgesteld met betrekking tot de voor het jaar 2010 op te leggen aanslag in de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen.

2.4.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking en daarbij verzocht te worden gehoord voordat uitspraak op het bezwaar werd gedaan.

2.5.

In de uitspraak op bezwaar staat dat de Inspecteur van mening is dat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond is en dat hij daarom ervan heeft afgezien belanghebbende in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.

3 Het geschil

In geschil is welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de Inspecteur ten onrechte ervan heeft afgezien belanghebbende in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Voorts is in geschil of de informatiebeschikking terecht is vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Beslissing