Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2310, 16/00283

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2310, 16/00283

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 maart 2017
Datum publicatie
31 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:2310
Zaaknummer
16/00283

Inhoudsindicatie

MRB. Auto met WOK-status. Betalingsverzuim. Verzuimboete 100% terecht?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 16/00283

uitspraakdatum: 21 maart 2017

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 februari 2016, nummer AWB 15/2034, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratie te Apeldoorn (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 8 augustus 2013 tot en met 4 juli 2014 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd. Bij beschikking is een boete opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2017. Beide partijen zijn met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is sinds 8 augustus 2013 houder van een motorrijtuig van het merk Mercedes Benz, type E270 CDI, met het kenteken [00-YY-YY] (hierna: de auto). Op het moment van de aankoop had de auto een zogenoemde WOK-status. Op 16 augustus 2013 heeft een schadekeuring plaatsgevonden door de RDW.

2.2.

Op 16 april 2014 is de auto door transportbedrijf [A] S.A. naar Marokko gebracht, alwaar de auto blijkens documentatie van de Marokkaanse douane op 23 april 2014 is aangekomen.

2.3.

Het in Marokko gevestigde bedrijf [B] heeft een factuur opgesteld met dagtekening 31 mei 2014 voor werkzaamheden die aan de auto hebben plaatsgevonden.

2.4.

Op 20 juni 2014 is de auto wederom ter keuring bij de RDW aangeboden.

2.5.

Van 8 augustus 2013 tot 7 augustus 2014 is de geldigheid van het voor de auto afgegeven kentekenbewijs geschorst geweest.

2.6.

Op 26 juni 2014 is de auto om 09:35 uur aangetroffen op een parkeerplaats aan de [a-straat] in [Z] . De Inspecteur heeft vervolgens aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.652. De naheffingsaanslag is berekend over het tijdvak 8 augustus 2013 tot en met 4 juli 2014. Daarbij is aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd van eveneens € 1.652.

2.7.

Belanghebbende is tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking in bezwaar en beroep gekomen.

2.8.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de mate van gebruik niet relevant is voor de hoogte van het te betalen bedrag aan belasting, dat de Inspecteur niet heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd. Voor wat betreft de boete heeft de Rechtbank overwogen dat sprake is van een verzuim in de zin van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en dat geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit matiging van de boete zou moeten volgen.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is uitsluitend in geschil of de Inspecteur terecht een verzuimboete van 100 percent aan belanghebbende heeft opgelegd.

3.2.

Belanghebbende betwist niet dat sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 67c AWR, maar bepleit dat matiging van de boete tot € 50 op zijn plaats is aangezien slechts gedurende een zeer beperkte periode gebruik is gemaakt van de openbare weg.

3.3.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot matiging van de boete moeten leiden. De enkele stelling dat het motorrijtuig slechts voor een korte periode op de weg is geweest, is in dat verband onvoldoende.

3.4.

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing