Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2316, 15/01420
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2316, 15/01420
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 maart 2017
- Datum publicatie
- 24 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:2316
- Zaaknummer
- 15/01420
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft eerder bezwaarschrift niet aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 15/01420
uitspraakdatum: 21 maart 2017
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] v.o.f., gevestigd geweest te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 september 2015, nummer 14/5121, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd naar een bedrag van € 26.347. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 1.102.
De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende bij uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 september 2015 ongegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar en zich onbevoegd verklaard voor zover het is gericht tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , als vennoot in belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is opgericht door de firmanten [A] en [D] . De bedrijfsactiviteiten zouden aanvankelijk bestaan uit het exploiteren van een discotheek onder de naam [E] . De onderneming was gevestigd aan [a-straat] 91 te [Z] . Daadwerkelijke exploitatie van de onderneming heeft nooit plaatsgevonden. In afwachting van de vergunning zijn er in het gehuurde pand aan [a-straat] verbouwingen gepleegd en investeringen gedaan. De onderneming is op 24 februari 2012 verkocht aan [F] B.V. Belanghebbende is op 12 maart 2013 ontbonden. Op 18 maart 2013 is de onderneming uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel.
In september 2012 is door de Inspecteur een boekenonderzoek gestart naar de aanvaardbaarheid van de aangiften in de omzetzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en het eerste kwartaal van 2012. Op basis van constateringen naar aanleiding van het boekenonderzoek is met dagtekening 25 juli 2013 de onderhavige naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd.
De Inspecteur heeft een brief van belanghebbende, gedagtekend 27 september 2013 (opgesteld door de toenmalige boekhouder de heer [G] ), aangemerkt als bezwaarschrift tegen de onderhavige naheffingsaanslag en heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding, en zo zulks niet het geval mocht zijn, of de bestreden naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de bestreden naheffingsaanslag.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vragen bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.