Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2389, 16/00244 en 16/00245
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2389, 16/00244 en 16/00245
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 14 maart 2017
- Datum publicatie
- 24 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:2389
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:99, Overig
- Zaaknummer
- 16/00244 en 16/00245
Inhoudsindicatie
Vpb. Tussenuitspraak. Schending hoorplicht. Toepassing bestuurlijke lus.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 16/00244 en 16/00245
uitspraakdatum: 14 maart 2017
Tussenuitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] bv te [Z] (Gld.) (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 januari 2016, nummers AWB 13/6830, 13/6831 en 13/6832, ECLI:NL:RBGEL:2016:99, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2002 en 2003 aanslagen in de vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend.
De Inspecteur heeft de bezwaren tegen de aanslagen en beschikkingen ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep voor zover het ziet op voornoemde aanslagen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de aanslagen Vpb 2002 en 2003 verminderd tot aanslagen berekend naar een belastbare winst van respectievelijk € 498.887 en € 257.770 en de bij de aanslagen vastgestelde beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het hoger beroep is op de zitting van 2 november 2016 behandeld. Tegelijk met de behandeling van deze zaken zijn ook de zaken met de nummers 15/01408 en 16/00243 behandeld.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze tussenuitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is de holdingmaatschappij van de [A] Groep, een groothandel in dakmaterialen met verschillende vestigingen in Nederland. [B] (hierna: [B] ) is directeur-grootaandeelhouder van belanghebbende.
Op 13 april 2012 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het niet tijdig uitspraak doen op bezwaar. Op 27 december 2012 heeft de Rechtbank beslist dat de Inspecteur uiterlijk op 15 februari 2013 uitspraak moet doen (ECLI:NL:RBARN:2012:2727). De Inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld op 5 februari 2013. Dit hoger beroep heeft het Hof op 10 december 2013 gegrond verklaard en het beroep van belanghebbende niet ontvankelijk verklaard omdat het onredelijk laat is ingediend (ECLI:NL:GHARL:2013:9369).
Op 8 maart 2013 heeft belanghebbende voor de tweede maal beroep ingesteld tegen het niet tijdig uitspraak doen op bezwaar. De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 17 oktober 2013 beslist, dat de Inspecteur uiterlijk vijf weken na betekening van het arrest van het Hof van 13 augustus 2013, afdeling civiel recht (
), een beslissing op de bezwaarschriften moet nemen en dat hij vanaf het moment dat twee weken zijn verstreken na de datum van verzending van deze uitspraak (17 oktober 2013) een dwangsom van € 5.000 per dag met een maximum van € 250.000 verbeurt voor elke dag waarmee hij de voornoemde termijn overschrijdt.Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 29 oktober 2013 heeft de Inspecteur op de bezwaren beslist.
3 Het geschil
In geschil is onder meer of de Rechtbank ten onrechte heeft afgezien van terugwijzing naar de Inspecteur, nadat belanghebbende in de bezwaarfase niet is gehoord. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur beantwoordt deze ontkennend.