Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:249, 16/00255
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:249, 16/00255
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 januari 2017
- Datum publicatie
- 27 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:249
- Zaaknummer
- 16/00255
Inhoudsindicatie
Erfbelasting. Partnervrijstelling van toepassing voor moeder? Mantelzorgcompliment.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 16/00255
uitspraakdatum:17 januari 2017
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 januari 2016, nummer LEE 15/1353, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd voor het jaar 2012 voor een belaste verkrijging van € 252.801 (hierna: de aanslag). Daarbij is bij beschikking € 1.783 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken op bezwaar in beroep gekomen. De rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 19 januari 2016 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2016 te Arnhem. Daarbij is een dochter van belanghebbende, [A] , verschenen, haar echtgenoot [B] , ter bijstand vergezeld van drs. [C] en mr. [D] , alsmede mr. [E] namens de Inspecteur.
Partijen hebben een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Op 10 augustus 2012 is de zoon van belanghebbende, [F] (hierna: erflater), overleden. Volgens de Basisregistratie personen hebben belanghebbende en erflater tot aan het overlijden samengewoond op het adres [a-straat] 38 te [Z] .
Belanghebbende heeft in de jaren 2010, 2011 en 2012 mantelzorg aan erflater verleend.
Erflater heeft in de jaren 2010, 2011 en 2012 het zogenoemde mantelzorgcompliment toegekend aan [G] (hierna: [G] ), woonachtig [a-straat] 53 te [Z] . [G] , een buurtbewoner, is geregeld met erflater naar buiten gegaan en heeft incidenteel op erflater opgepast als belanghebbende naar bijvoorbeeld de huisarts of de kapper moest.
Belanghebbende heeft op 5 september 2013 aangifte erfbelasting gedaan naar een verkrijging van € 298.071 (hierna: de aangifte). Bij de aangifte heeft de gemachtigde van belanghebbende een toelichting gevoegd:
“In de aangifte is een beroep gedaan op de vrijstelling 32.1.4.a. van de Successiewet 1956, terwijl niet is voldaan aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 1a.4 van de Successiewet. Feitelijk is geen zogenaamd mantelzorg compliment genoten door de moeder, hoewel zij daar formeel wel recht op had. Het mantelzorgcompliment is echter uit morele overwegingen verstrekt aan een buurvrouw die eveneens zorg verleende. In 2012 heeft men niet terug willen komen op deze situatie. De vrijstelling wordt overeenkomstig het besluit van 28 mei 2013, nr BLK2013/909M geclaimd, omdat materieel aan alle voorwaarden voor de vrijstelling wordt voldaan.”.
De Inspecteur heeft bij brief van 7 november 2013 – onder verwijzing naar het Besluit van 28 mei 2013, nr. BLK2013/909M (hierna: het Besluit) – aan belanghebbende meegedeeld dat hij niet vrij is het Besluit ruimer toe te passen dan de daarin opgenomen goedkeuring voor overlijdens in 2010 en 2011.
Belanghebbende heeft bij brief van 22 november 2013 bij het Ministerie van Financiën om toepassing van de hardheidsclausule ingevolge artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gevraagd ten behoeve van het toekennen van de partnervrijstelling. De staatssecretaris van Financiën heeft bij brief van 12 december 2013 het verzoek van belanghebbende afgewezen.
De Inspecteur heeft met dagtekening 10 januari 2014 de aanslag opgelegd, waarbij geen rekening is gehouden met de partnervrijstelling.
[G] heeft bij brief van 24 april 2014 aan de Sociale Verzekeringsbank geschreven:
“Hierbij bevestig ik de terugstorting van het ontvangen mantelzorgcompliment t.b.v. [F] uit [Z] over de jaren 2010, 2011 en 2012 totaal € 700,-. De reden is dat het mantelzorgcompliment toegekend dient te worden aan Mevr. [X] te [Z] . Zij heeft namelijk vier jaar lang dag en nacht de volledige zorg op zich genomen terwijl ik in verhouding maar een geringe bijdrage heb geleverd. Uit morele overwegingen heeft de familie mij aangewezen als mantelzorger maar achteraf was dat niet correct vandaar deze correctie.
Het toegekende bedrag is per heden overgeboekt naar bankrekeningnummer (…)”.
Op 12 mei 2014 wordt voor de jaren 2010, 2011 en 2012 mantelzorgcomplimenten aangevraagd. Op het aanvraagformulier staat erflater als gever vermeld en belanghebbende als ontvanger. In de begeleidende brief staat, voor zover van belang, vermeld:
“Per abuis was het compliment toegekend aan een buurvrouw maar dit is inmiddels gecorrigeerd. De ontvangen bedragen zijn teruggestort naar uw bankrekening. Wij verzoeken u het compliment toe te kennen aan [Hof: belanghebbende] omdat zij gedurende de ziekte de volledige zorg van haar toen inwonende zoon op zich genomen heeft.”
De Sociale Verzekeringsbank heeft belanghebbende bij brieven van 22 mei 2014 bericht dat zij voor de jaren 2010, 2011 en 2012 in aanmerking komt voor een mantelzorgcompliment. Deze zijn op 10 juni 2014 aan belanghebbende betaald.
Bij uitspraak op bezwaar van 3 maart 2015 is de aanslag gehandhaafd.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat op het moment van overlijden dient te worden beoordeeld of belanghebbende in aanmerking komt voor de partnervrijstelling, dat er geen sprake is van dwaling omdat [G] het mantelzorgcompliment op zichzelf bezien voor alle drie de jaren 2010, 2011 en 2012 toekwam en dat het Besluit niet van toepassing is omdat dit ziet op de jaren 2010 en 2011.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende recht heeft op de partnervrijstelling. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar en tot vernietiging van de aanslag en de beschikking heffingsrente.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.