Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2849, 16/00682 en 16/00683
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2849, 16/00682 en 16/00683
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 april 2017
- Datum publicatie
- 14 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:2849
- Zaaknummer
- 16/00682 en 16/00683
Inhoudsindicatie
MRB. Oldtimervrijstelling. Gebruik tijdens schorsing. Wijziging regelgeving. Strijd met Europees recht?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 16/00682 en 16/00683
uitspraakdatum: 4 april 2017
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 10 mei 2016, nummers AWB 14/3615 en AWB 15/3716, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie Apeldoorn (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over de periode 31 januari 2014 tot en met 2 september 2014 voor het motorrijtuig met kenteken [00-YYY-0] een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.133. Daarbij is voorts bij beschikking een verzuimboete (hierna: de boete) van € 1.133 aan belanghebbende opgelegd.
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag en de boete bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de bezwaren afgewezen.
Belanghebbende is tegen de in 1.2 genoemde uitspraken in beroep gekomen bij de
rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 10 mei 2016, met nummer AWB 15/3716 gegrond verklaard, de nageheven belasting verminderd tot € 962 en de boete eveneens verminderd tot € 962.
Belanghebbende heeft voorts over de periode van 31 januari 2014 tot en met 22 april 2014 een bedrag van € 292 aan motorrijtuigenbelasting voldaan voor het motorrijtuig met het kenteken [01-YYY-1] .
Belanghebbende heeft tegen de betaling bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 10 mei 2016, met nummer AWB 14/3615, ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de in 1.3 en 1.6 genoemde uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2017 te Arnhem. Daarbij is belanghebbende verschenen, alsmede [A] namens de Inspecteur. De zaken met nummers 16/00682 en 16/00683 zijn met instemming van partijen gelijktijdig behandeld.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Porsche
Belanghebbende is blijkens een inschrijving in het kentekenregister vanaf 3 december 2010 houder van een motorrijtuig van het merk en type Porsche 928 S4 met kenteken [00-YYY-0] (hierna: de Porsche). De datum van eerste toelating van de auto op de weg is 31 oktober 1986. De Porsche rijdt in de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft op LPG.
Belanghebbende heeft een op 30 januari 2012 gedateerde kennisgeving van de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting ontvangen waarin het volgende is opgenomen:
“(…) Uit mijn gegevens is gebleken dat het motorrijtuig met het kenteken [00-YYY-0] voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van motorrijtuigenbelasting voor een motorrijtuig dat ten minste 30 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen of dat onder de overgangsregeling van deze vrijstelling valt. Deze voorwaarden staan in artikel 72, lid 1, onderdeel b, en lid 3 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en artikel 12 van het daarbij behorende Uitvoeringsbesluit. De overgangsregeling staat in artikel 72, lid 4 van deze wet. Ik verleen de vrijstelling met ingang van 31 oktober 2011 (…).”
Op 17 december 2013 heeft de Eerste Kamer van de Staten-Generaal ingestemd met een wijziging van de Wet op de Motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet MRB) per 1 januari 2014 betreffende de vrijstelling voor oldtimers. In december 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende schriftelijk van de op handen zijnde wijziging op de hoogte gebracht.
Vanwege de wetswijziging per 1 januari 2014 heeft belanghebbende van 2 januari 2014 tot en met 11 december 2014 de geldigheid van het voor de Porsche afgegeven kentekenbewijs geschorst.
Op 13 augustus 2014 is met de Porsche gebruik gemaakt van de openbare weg in Laren.
De Inspecteur heeft naar aanleiding daarvan op de voet van artikel 35 van de Wet MRB de in 1.1 bedoelde naheffingsaanslag, met dagtekening 13 april 2015, aan belanghebbende opgelegd, berekend over de periode 31 januari 2014 tot en met 2 september 2014. Daarbij is een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd. De bezwaren van belanghebbende daartegen heeft hij ongegrond verklaard.
In beroep heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat de naheffingsaanslag over een onjuiste periode is berekend. De Rechtbank heeft op die grond de nageheven belasting verminderd tot € 962 en de boete eveneens verminderd tot € 962.
Mercedes
Belanghebbende is blijkens een inschrijving in het kentekenregister, vanaf 31 januari 2014 tevens houder van een motorrijtuig van het merk en type Mercedes Benz 190E met kenteken [01-YYY-1] (hierna: de Mercedes). De datum van eerste toelating van de auto op de weg is 4 november 1985. De Mercedes rijdt in de periode 31 januari 2014 tot en met 22 april 2014 op LPG.
Met dagtekening 14 februari 2014 is, vanwege de tenaamstelling van het kentekenbewijs op 31 januari 2014, aan belanghebbende ter zake van de Mercedes een rekening motorrijtuigenbelasting ten bedrage van € 292 verzonden voor het tijdvak 31 januari 2014 tot en met 22 april 2014. Belanghebbende heeft de rekening betaald.
Belanghebbende heeft tegen de onder 2.9 vermelde betaling bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de hoogte van de voor de Porsche en de Mercedes verschuldigde motorrijtuigenbelasting. Tevens is de boete in geschil. Naar het Hof begrijpt, spitst in hoger beroep het geschil zich – samengevat – toe op de volgende vragen:
Ter zake van het toetsingskader:
3.1.1.a Dient de belastingwetgeving ter zake van motorrijtuigen te worden afgestemd op de wetgeving van andere EU-landen?
3.1.1.b Is de wijziging van de oldtimerregeling in strijd met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel als ongeschreven beginsel van behoorlijke wetgeving?
Is het met ingang van 1 januari 2014 vervallen van de vrijstelling voor auto’s, jonger dan 40 jaar doch ouder dan 25 jaar, dan wel de overgangsregeling met betrekking tot deze vrijstelling, in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: artikel 1 EP)?
Is de heffing van motorrijtuigenbelasting in dit geval in strijd met artikel 14 EVRM en artikel 1 van het Twaalfde Protocol (het gelijkheidsbeginsel) omdat de overgangsregeling, bedoeld in de artikelen 84a en 84b van de Wet MRB, alleen wordt toegepast op auto’s die rijden op benzine, en omdat ten onrechte geen onderscheid wordt gemaakt tussen hobbymatige oldtimerbezitters en bezitters van oldtimers die daarvan dagelijks gebruik maken?
Is de heffing van motorrijtuigenbelasting ter zake van de Porsche in strijd met het vertrouwensbeginsel omdat voor deze auto een kennisgeving van vrijstelling van motorrijtuigenbelasting is afgegeven?
Dienen de aan belanghebbende ter zake van de Porsche opgelegde naheffingsaanslag en boete op andere gronden te worden verminderd?
Belanghebbende beantwoordt de vragen bevestigend. Hij concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en - ter zake van de Porsche - tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de boete. Ter zake van de Mercedes concludeert hij tot teruggaaf van de door hem betaalde belasting. Belanghebbende heeft ter zitting zijn verzoek om schadevergoeding ingetrokken.
De Inspecteur beantwoordt de vragen ontkennend. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.