Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2857, 16/00618

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2857, 16/00618

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 april 2017
Datum publicatie
7 april 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:2857
Formele relaties
Zaaknummer
16/00618

Inhoudsindicatie

Vergoeding voor financieringsschade woning in onderhavig jaar niet belast.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 16/00618

uitspraakdatum: 5 april 2017

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 mei 2016, nummer LEE 15/3799, ECLI:NL:RBNNE:2016:2484, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Bij beschikking is een verlies uit werk en woning vastgesteld. Voorts is bij beschikking heffingsrente vergoed.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, het verlies uit werk en woning vastgesteld op € 354.822 en het ondernemingsverlies vastgesteld op € 349.588.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.6

Belanghebbende heeft ter zitting toegezegd de „Overeenkomst tot aan- en verkoop van registergoed ten behoeve van de aanleg en verbreding van de N381 (provinciale weg Drachten-Drentse grens)” alsnog in het geding te brengen. Voormeld stuk is op 2 maart 2017 bij het Hof ingekomen en door het Hof ter kennisneming aan de Inspecteur gestuurd. Met ter zitting op voorhand gegeven toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. Het Hof heeft ter zitting het onderzoek gesloten en de uitspraak aangekondigd.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende en zijn echtgenote oefenen sinds 1 mei 2008 in de vorm van een maatschap een melkveehouderij uit. Belanghebbende hanteert voor zijn winstbepaling een gebroken boekjaar, dat loopt van 1 april tot 31 maart.

2.2.

Bij akte van 19 mei 2009 hebben belanghebbende en zijn echtgenote ten behoeve van de aanleg en verbreding van de provinciale weg N381 bij wijze van minnelijke verkoop ter voorkoming van onteigening hun boerderij met bedrijfsgebouwen, ondergrond, erf, tuin en verder toebehoren, plaatselijk bekend [a-straat] 14 te [A] , alsmede diverse nabijgelegen percelen weiland, aan de Provincie Fryslân verkocht. De koopakte bevat de volgende bepaling:

„B. SCHADELOOSSTELLING

De schadeloosstelling in verband met de aan- en verkoop bedraagt totaal € 5.500.000,- (zegge: vijfmiljoenvijfhonderdduizend euro), in welk bedrag de koopsom en alle schadeloosstellingen, hoe ook genaamd, zijn begrepen, evenwel met uitzondering van eventuele vergoeding van belastingschade (…)”

2.3.

Artikel 16, eerste lid, van de koopakte luidt als volgt:

„De te betalen schadeloosstelling genoemd onder B is op basis van volledige nieuwbow van een vervangende boerderij. Verkoper heeft thans een locatie gekocht te [Z] , onder de voorwaarde van de mogelijkheid om een nieuw melkveebedrijf te kunnen bouwen. Koper, de provincie, neemt een inspanningsverplichting op zich om planologische realisatie te [Z]

mogelijk te maken.”

2.4.

Het tot de verkochte onroerende zaken behorende woongedeelte met erf en ondergrond heeft belanghebbende steeds tot zijn privévermogen gerekend. Voor het overige rekende belanghebbende de verkochte onroerende zaken tot zijn buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen. De waarde van de oude woning is minnelijk getaxeerd op een bedrag van € 190.000.

2.5.

Belanghebbende heeft het bedrag van de schadeloosstelling in 2009 ontvangen.

2.6.

Belanghebbende heeft in 2010 een vervangend melkveebedrijf gekocht aan de [b-straat] 6 te [Z] . Daar heeft hij een nieuwe woning laten bouwen. De bouwkosten hiervoor bedroegen € 420.000. Belanghebbende rekent zowel het bedrijfsgedeelte als de nieuwe woning tot zijn buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen.

2.7.

In voormelde schadeloosstellingen is een bedrag van € 105.000 begrepen aan vergoeding voor hogere financieringskosten die verbonden zijn aan de bouw van een nieuwe woning met hetzelfde woongenot als de oude woning. Deze vergoeding voor financieringsschade is namens belanghebbende berekend door ir. [B] , werkzaam bij [C] Makelaardij. De hoogte van de vergoeding is gebaseerd op het verschil tussen de getaxeerde waarde van de oude woning (€ 190.000) en de fictieve (geschatte) bouwkosten van € 385.000 voor een nieuw te bouwen woning. Verder is de hoogte van de vergoeding als volgt berekend:

„Rente 6% over 195.000

€ 11.700

aftrek nieuw voor oud 10%

€ 1.170

resteert rentebedrag

€ 10.530

factor 10 ivm eignaar gebruiker

€ 105.300

afgerond €105.000,--”

2.8.

Belanghebbende en de Provincie Fryslân hebben niet vastgelegd dat belanghebbende verplicht is tot vervanging van de oude woning.

2.9.

De Inspecteur heeft de vergoeding voor financieringsschade als winst uit onderneming aangemerkt en de door belanghebbende in zijn aangifte verantwoorde winst uit onderneming over het boekjaar 2010/2011 gecorrigeerd met 1/10 deel van de door belanghebbende ontvangen vergoeding voor financieringsschade, ofwel met € 10.500. Hierbij is de Inspecteur uitgegaan van een verdeling van de totale vergoeding voor financieringsschade over een periode van tien jaren. Rekening houdend met de met deze correctie samenhangende wijziging van de MKB-winstvrijstelling van € 1.260 heeft de Inspecteur de winst uit onderneming aldus verhoogd met een bedrag van € 9.240.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur bij de aanslagregeling terecht het door hem aan het onderhavige jaar toegerekende gedeelte van de vergoeding voor financieringsschade als winst uit onderneming in aanmerking heeft genomen, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.

3.2.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat, aangezien de schadeloosstelling is betaald op basis van volledige nieuwbouw van een vervangende boerderij, de vergoeding voor financieringsschade niet zou zijn toegekend indien door belanghebbende geen nieuwe woning zou zijn aangeschaft. Er is derhalve een direct, causaal verband aanwezig tussen de vergoeding en de nieuwe, tot het ondernemingsvermogen behorende, woning. De financieringsschade is inkomensschade. De vergoeding daarvoor kan daarom niet in privé zijn genoten.

3.3.

Belanghebbende heeft het standpunt van de Inspecteur gemotiveerd weersproken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing