Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3079, 16/01057

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3079, 16/01057

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 april 2017
Datum publicatie
14 april 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:3079
Zaaknummer
16/01057

Inhoudsindicatie

Geen aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid indien de aanslag ten onrechte bij uitspraak op bezwaar wordt verminderd. Daarom geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 16/01057

uitspraakdatum: 11 april 2017

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 juli 2016, nummer LEE 16/932, in het geding tussen Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.262.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot € 13.344.

1.3

Belanghebbende is tegen de uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 juli 2016 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd uitsluitend voor zover deze ziet op de proceskostenvergoeding, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

1.4

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2017 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] .

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft in haar aangifte in de IB/PVV voor 2012 uitsluitend een Wajong-uitkering opgenomen. De Inspecteur heeft bij brief van 9 februari 2015 medegedeeld daarnaast over een renseignement met loongegevens te beschikken van een bijstandsuitkering afkomstig van de gemeente Almere. De Inspecteur heeft een afwijking op de aangifte aangekondigd conform het renseignement. Belanghebbende heeft per brief van 20 februari 2015 gereageerd – kort gezegd – door te stellen dat zij slechts een Wajonguitkering heeft genoten.

2.2

De Inspecteur heeft vervolgens, in afwijking op de aangifte, een aanslag opgelegd naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.262, aldus met inachtneming van de beide hiervoor – onder 2.1 – genoemde uitkeringen. Belanghebbende is in bezwaar gekomen en de Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de bijstandsuitkering in mindering gebracht op het belastbare inkomen uit werk en woning.

2.3

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar tevens een beslissing genomen ter zake van de gevraagde proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft geen proceskostenvergoeding toegekend, omdat er naar de mening van de Inspecteur geen sprake is van een wegens een verwijtbare onrechtmatigheid herroepen besluit ex artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

2.4

In de beroepsfase heeft de Inspecteur een geschrift van de gemeente Almere overgelegd, waarin [D] van de gemeente Almere verklaart:

“De WWB uitkering van mevrouw [E] is eind 2012 herzien. Bij beschikking van de gemeente Almere, verzonden op 28 november 2012, gericht aan de onderstaande personen, is algemene bijstand toegekend voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud met ingang van 1 januari 2012 in verband met de huishoudinkomenstoets;

- Naam: mevrouw [E] - geboortedatum: [---] 1962

- Naam: mevrouw [X] - geboortedatum: [---] 1987

(…)

Moeder [E] Klant en dochter mevrouw [X] (Wajonger) zijn op vrijdag 9 november 2012 op gesprek geweest en de gezamenlijke aanvraag levensonderhoud was door beiden ondertekend.”.

2.5

Belanghebbende heeft voor het jaar 2012 een jaaropgave ontvangen van de gemeente Almere, waarin een uitkering uit hoofde van de Wet werk en bijstand (hierna: WBB) was vermeld ter grootte van het in de aanslag vervatte bedrag ad € 12.918.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is uitsluitend of de Rechtbank primair terecht, en subsidiair tot het juiste bedrag, een vergoeding heeft toegekend voor de kosten van bezwaar en – in het verlengde daarvan – voor de proceskosten in beroep.

3.2

De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. Voor het geval het Hof zijn grief verwerpt, heeft de Inspecteur subsidiair gesteld dat de Rechtbank bij de bepaling van de hoogte van de proceskostenvergoeding in eerste aanleg ten onrechte niet de factor 0,5 wegens zwaarte van de zaak heeft toegepast.

3.3

Belanghebbende beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vragen bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing