Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:310, 16/00695

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:310, 16/00695

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 januari 2017
Datum publicatie
27 januari 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:310
Formele relaties
Zaaknummer
16/00695

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Diverse inkomenscorrecties. Vergrijpboete. Op de zaak betrekking hebbende stukken. Omkering en verzwaring bewijslast. Redelijke schatting. Tegenbewijs geleverd?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 16/00695

uitspraakdatum: 17 januari 2017

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , .wonende te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 juni 2016, nummers AWB 15/5799 en 16/2678, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 209.972, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 2.700 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.113.818. Tevens is een bedrag van € 55.125 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verder is een vergrijpboete van € 36.309 opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 16 september 2015 de aanslag, de beschikking heffingsrente en de vergrijpboete gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 16 juni 2016 het beroep gegrond verklaard, de aanslag verminderd naar een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 762.997 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 731.573, en de boete verminderd tot € 17.254.

1.4.

Belanghebbende heeft bij faxbericht van 23 juni 2016 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.6.

Belanghebbende heeft op 30 september 2016 verweer gevoerd tegen het incidentele hoger beroep en nadere stukken ingediend.

1.7.

De Inspecteur heeft op 19 oktober 2016 nadere stukken ingebracht, bestaande uit een vertaling van bijlage I-11 (verzoek om verlenging van bouwverplichting).

1.8.

De Inspecteur heeft op 24 oktober 2016 ontbrekende gedingstukken voor onderhavige procedure over de aanslag IB/PVV 2010 ingebracht.

1.9.

De Inspecteur heeft op 24 oktober 2016 een pleitnota ingebracht.

1.10.

Belanghebbende heeft op 25 oktober 2016 nadere stukken ingebracht, bestaande uit diverse vertalingen (producties 91 tot en met 99).

1.11.

Belanghebbende heeft op 26 oktober 2016 voor onderhavige procedure over de aanslag IB/PVV 2010 een taxatierapport van [A] ingebracht.

1.12.

De Inspecteur heeft op 1 november 2016 nadere stukken ingebracht, bestaande uit een vertaling van bijlagen HB11 (taxatierapport [B] ), I-4 (protocol kredietovereenkomst SNS), I-2 (notulen [C] ), bijlage 69 (kredietovereenkomst SNS 11 december 2007) en bijlage 68 (overeenkomst tot achterstelling).

1.13.

De griffier heeft bij brief van 3 november 2016 belanghebbende in de gelegenheid gesteld tot uitvoering van het door hem voorwaardelijk aangeboden bewijs.

1.14.

De Inspecteur heeft op 4 november 2016 een nadere pleitnota ingebracht.

1.15.

Belanghebbende heeft op 7 november 2016 een pleitnota ingebracht. Daarbij is naar aanleiding van de brief van de griffier van 3 november 2016 productie 100 gevoegd, inhoudende een e-mailbericht van 4 november 2016 aan een bank waarin bankafschriften van [K] worden opgevraagd. De Inspecteur heeft geen bezwaar ertegen dat deze productie tot de gedingstukken wordt gerekend.

1.16.

De Inspecteur heeft op 7 november 2016 een nadere pleitnota ingebracht.

1.17.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2016 te Arnhem. De zaken met de nummers 15/00732 tot en met 15/00734 en met nummer 16/00695 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door mr. [D] , advocaat te [E] . Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [F] , [G] en [H] . Belanghebbende heeft voorafgaand aan de sluiting van het onderzoek ter zitting geen uitvoering gegeven aan het door hem voorwaardelijk aangeboden bewijs.

1.18.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende was in 2010 enig aandeelhouder van [I] NV ( [I] NV), een op de Nederlandse Antillen gevestigde vennootschap. Deze vennootschap bezit alle aandelen in de in Nederland gevestigde vennootschap [J] BV ( [J] BV). [J] BV bezit (on)middellijk alle aandelen in de vennootschap naar Frans recht [C] te Frankrijk. [C] bezit 100% van de aandelen in de in Frankrijk gevestigde vennootschappen EURL [K] ( [K] ) en EURL [L] ( [L] ). Deze laatste twee vennootschappen hebben zich in de jaren 2004 en volgende bezig gehouden met de ontwikkeling, bouw en verkoop van vakantiewoningen in Frankrijk. Verder is belanghebbende de uiteindelijk gerechtigde (“ultimate beneficial owner”) van [M] SA en [N] SA.

2.2.

Belanghebbende stelt kantoorruimte aan de [a-straat] 334 te [E] ter beschikking aan [J] BV.

2.3.

Belanghebbende heeft in 2010 terbeschikkingstellingsvorderingen op [M] SA, [I] NV, [J] BV, [L] en [K] .

2.4.

Uit de jaarrekeningen (producties 63 en 90) van [I] NV blijkt onder meer het volgende:

2007

2008 (enkelvoudig)

2009

(enkelvoudig)

2010

(geconsolideerd)

Eigen vermogen

5.868.738

2.035.849

4.787.367

Voorzieningen

0

0

479.754

Schulden

0

0

52.087.089

Totaal

5.868.738

2.035.849

57.354.210

2.5.

Uit de enkelvoudige jaarrekeningen (producties 62 en 89) van [J] BV blijkt onder meer het volgende:

2007

2008

2009

2010

Eigen vermogen

1.793.432

1.307.629

-/- 2.877.400

-/- 3.094.767

Voorzieningen

1.414.972

894.005

3.717.098

2.288.777

Schulden

23.260.050

21.118.349

17.262.350

19.116.433

Totaal

26.468.454

23.319.973

18.102.048

18.310.443

2.6.

Uit de jaarrekeningen (producties 60 en 98) van [L] blijkt onder meer het volgende:

2007

2008

2009

2010

Eigen vermogen

-/- 1.804

-/- 778.676

-/- 1.065.462

Voorzieningen

22.739

Schulden

22.891.853

22.173.730

21.783.062

Totaal

22.890.049

21.417.792

20.717.599

Omzet

0

238.943

21.776

Netto resultaat

-/- 2.206

-/- 776.872

-/- 286.758

2.7.

Uit de jaarrekeningen (producties 60 en 98) van [K] blijkt onder meer het volgende:

2007

2008

2009

2010

Eigen vermogen

-/- 911.170

-/- 5.870.875

-/- 6.932.374

Voorzieningen

241

141.824

141.824

Schulden

15.894.277

15.030.749

15.100.411

Totaal

14.983.348

9.303.507

8.309.861

Omzet

5.547.659

2.042.664

16.557

Netto resultaat

287.626

-/- 4.959.705

-/- 1.061.498

2.8.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2010 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.322 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 161.818.

2.9.

De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2010 zich op het standpunt gesteld dat ter zake van de terbeschikkingstelling van de kantoorruimte aan [J] BV in box 1 een resultaat van € 139.650 in aanmerking moet worden genomen, dat op grond van de vaststellingsovereenkomst van 11 maart 2009 een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 2.700 in aanmerking moet worden genomen, en dat het belastbare inkomen uit sparen en beleggen € 2.113.818 dient te bedragen. Verder is een vergrijpboete van 50 percent (€ 36.309) opgelegd over de correcties wegens de terbeschikkingstelling van de kantoorruimte.

2.10.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur weliswaar het bepaalde in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft geschonden maar dat daaraan geen gevolg wordt verbonden, dat belanghebbende ter zake van de terbeschikkingstelling van kantoorruimte aan [J] BV ten onrechte geen inkomen van € 66.362 in aanmerking heeft genomen, dat afwaardering van diverse vorderingen niet aan de orde is, dat belanghebbende mitsdien niet de vereiste aangifte heeft gedaan, dat omkering en verzwaring van de bewijslast op die grond gerechtvaardigd is, dat een redelijke schatting meebrengt dat het belastbare inkomen uit sparen en beleggen € 731.573 dient te bedragen, en dat ter zake van de terbeschikkingstellingsvorderingen een rendement van € 626.313 in aanmerking moet worden genomen. Vanwege een lagere boetegrondslag heeft de Rechtbank de boete verminderd tot € 17.254.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur terecht en tot het juiste bedrag het aangegeven inkomen heeft gecorrigeerd. Verder is in geschil of terecht een vergrijpboete is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2.

Belanghebbende betoogt dat i) de Inspecteur het bepaalde in artikel 8:42 Awb heeft geschonden, ii) dat door de liquidatie van [N] SA niet een vordering op [M] SA van € 11.000.000 tot belanghebbendes vermogen is gaan behoren en dat derhalve geen rente ter zake van deze vordering in aanmerking hoeft te worden genomen, iii) dat de terbeschikkingstellingsvorderingen op [M] SA, [I] NV, [J] BV, [K] en [L] vanwege de slechte financiële omstandigheden van deze debiteuren in 2010 ten laste van het resultaat mogen worden afgewaardeerd, iv) dat de in 2010 vervallen rente op de terbeschikkingsstellingsvorderingen op [M] SA, [I] NV, [J] BV, [K] en [L] vanwege de slechte financiële omstandigheden van deze debiteuren op nihil moet worden gewaardeerd, zodat geen terbeschikkingsstellingsrente tot het resultaat wordt gerekend, v) dat ter zake van de vorderingen op [M] SA, [J] BV, [K] en [L] een lagere rente in aanmerking moet worden genomen, en vi) dat voor de grondslag van de vermogensrendementsheffing de verhuurde bedrijfspanden voor een te hoge waarde in aanmerking zijn genomen. Verder betoogt belanghebbende dat vii) de vergrijpboete moet worden verminderd tot 5 percent vanwege zijn slechte financiële omstandigheden.

3.3.

In het incidentele hoger beroep betoogt de Inspecteur onder meer dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de interne taxatiedossiers tot de op de zaak betrekking hebbende stukken behoren.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2010. De Inspecteur concludeert eveneens tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot handhaving van de uitspraken op bezwaar.

4 Overwegingen

5 Proceskosten

6 Beslissing