Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3134, 15/01554 en 15/01555
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3134, 15/01554 en 15/01555
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 april 2017
- Datum publicatie
- 21 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:3134
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:6897, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1871
- Zaaknummer
- 15/01554 en 15/01555
Inhoudsindicatie
AWR. Informatiebeschikking. Schending informatieplicht. Buitenlandse bankrekeningen. Formeelrechtelijke klachten.
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummers 15/01554 en 15/01555
uitspraakdatum: 11 april 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 november 2015, nummers AWB 15/408 en 15/409, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Apeldoorn (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft op de voet van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) voor de beoordeling van de inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2011 alsmede voor de beoordeling van de belastingplicht voor de inkomstenbelasting over de jaren 2011 tot en met 2013 informatiebeschikkingen vastgesteld.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de informatiebeschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 12 november 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2016 te Arnhem. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Het onderzoek ter zitting is geschorst. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend. De Inspecteur heeft hierop geantwoord.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 30 januari 2017 te Arnhem. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat eveneens aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Informatiebeschikking 2 januari 2014
Belanghebbende is directeur en enig aandeelhouder van [A] bv. Bij een strafrechtelijk onderzoek naar de aangiften vennootschapsbelasting van [A] bv is informatie aangetroffen over twee bankrekeningen bij een Luxemburgse bank die op naam van belanghebbende staan.
De Inspecteur heeft belanghebbende in zijn brief van 8 november 2013 verzocht om inlichtingen. Hij heeft onder meer het volgende aan belanghebbende gevraagd:
“In het jaar 2005 was u gerechtigd tot twee bankrekeningen met een totaalsaldo van € 3.245.424,01. In oktober 2005 is dit bedrag overgeboekt naar een bankrekening bij de [a-bank] te [B] ten name van [C] Inc.
De hiervoor genoemde bankrekeningen hebt u in de jaren 1999 tot en met 2005 niet opgenomen in uw aangiften inkomstenbelasting als bezit in box 3.
Om te beoordelen of en in hoeverre het inkomen box 3 in uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2011 juist is, verzoek ik u volledig inzicht te geven in uw bezittingen en schulden in deze jaren (inclusief de bezittingen en schulden van uw fiscale partner). Ik verzoek u daarom:
de gevraagde gegevens en inlichtingen in te vullen op het formulier “Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” (zie bijlage 1 bij deze brief). Deze verklaring dient u vervolgens te ondertekenen en te retourneren vóór 9 december aanstaande.
de gestelde vragen op het formulier “Opgaaf in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” (zie bijlage 2 bij deze brief) te beantwoorden en de gevraagde bescheiden te verstrekken. Deze Opgaaf voorzien van de gevraagde bescheiden dient u vóór 9 december aanstaande te ondertekenen en te retourneren. Van de betreffende bankrekeningen dient u kopieën van alle afschriften (inclusief overzichten van de effectenportefeuille) over de periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2011 toe te zenden.
Omdat de gelden in 2005 zijn overgemaakt naar een bankrekening van een rechtspersoon, bent u mogelijk betrokken bij rechtspersonen die in het buitenland zijn gevestigd (bijvoorbeeld als juridisch of economisch aandeelhouder, bestuurder, gemachtigde, schuldeiser, schuldenaar en/of ultimate beneficial owner (ubo) of als settlor van een trust).
Ik verzoek u mij mee te delen of en in hoeverre dit het geval is geweest in de jaren 2005 tot en met 2011. Alle documenten die hierop betrekking hebben, ontvang ik graag ter inzage.”
In voornoemde brief heeft de Inspecteur vervolgens veertien vragen aan belanghebbende gesteld over zijn banden met en informatie over [C] Inc.
De gemachtigde van belanghebbende heeft in zijn brief van 5 december 2013 het volgende geantwoord:
“Zeer recent heb ik van [belanghebbende] het verzoek gehad om hem bij te staan in het kader van het informatieverzoek d.d. 8 november 2013. Aan dit verzoek heb ik onlangs gehoor gegeven. Gezien het voorgaande alsmede de omvang van het verzoek en het feit dat [belanghebbende] in het buitenland verblijft (zoals u bekend is), is mij thans gebleken dat het niet mogelijk is om binnen de door u gestelde termijn op het informatieverzoek te reageren.”
In zijn brief van 9 december 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende tot 23 december 2013 uitstel verleend voor het verstrekken van de gevraagde inlichtingen. Hij heeft daarbij opgemerkt, dat hij een informatiebeschikking zal afgeven bij het niet voldoen aan het informatieverzoek.
Nadat elke reactie op de brief van 9 december 2013 is uitgebleven, heeft de Inspecteur op 2 januari 2014 een informatiebeschikking voor de inkomstenbelasting 2007 tot en met 2011 vastgesteld. In de informatiebeschikking heeft de Inspecteur de vragen herhaald die hij in zijn brief van 8 november 2013 heeft gesteld.
In de uitspraak van de strafkamer van de Rechtbank van 1 september 2015,
heeft de Rechtbank het volgende overwogen (waarbij belanghebbende als verdachte wordt aangeduid):“Op 25 februari 1999 is onder de naam ‘ [D] ’ een bankrekening geopend bij [b-bank] in [E] met rekeningnummer [00000] . De aanvraag voor deze rekening is gedaan door verdachte. In het dossier bevindt zich een verklaring, inhoudende dat verdachte beneficial owner is van deze rekening evenals een kopie van een paspoort van verdachte. De FIOD heeft gerelateerd dat de handtekeningen op deze documenten onderling een hoge mate van gelijkenis vertonen en overeenkomen met de handtekening van verdachte die elders in het dossier voorkomt, zoals de handtekening onder de tegenover de FIOD afgelegde verklaring van verdachte. Verder bevindt zich bij de stukken een verklaring, inhoudende dat rekening [00001] een sub-rekening is van rekening [D] met nummer [00000] . Deze sub-rekening is geopend voor ‘internal technical reaons’.
In het dossier zijn vier stortingsbewijzen opgenomen van contante stortingen op rekeningnummer [00000] , waarop telkens een handtekening is geplaatst waarvan de FIOD vermoedt dat het de handtekening is van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het bovenstaande geen andere conclusie worden getrokken dan dat verdachte als enige beschikte over (de gelden op) vermelde bankrekeningen in [E] . De eerst ter zitting overgelegde verklaring van 1 juni 2010, ten aanzien waarvan de raadsman heeft gesteld dat [F] hierin aangeeft dat hij de rechthebbende is op de tegoeden van de rekening(en) bij [b-bank] , maakt dit oordeel zonder meer nog niet anders, mede gelet op het late moment waarop die verklaring is overgelegd.”
Op 15 oktober 2010 heeft de Inspecteur de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekering (IB/PVV) voor het jaar 2007 vastgesteld. Met als dagtekening 30 november 2013 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 opgelegd. De Inspecteur heeft deze navorderingsaanslag opgelegd, omdat de navorderingstermijn op 31 december 2013 verliep. In een e-mail van 7 januari 2014 heeft belanghebbende aan zijn gemachtigde medegedeeld dat hij bezwaar heeft tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2007. De gemachtigde heeft het e-mailbericht in zijn brief van 9 januari 2014 aan de Inspecteur gezonden.
In een brief van 4 april 2014 aan belanghebbende heeft de Inspecteur aangegeven dat de in de informatiebeschikking van 2 januari 2014 gevraagde informatie deels nodig is voor het doen van uitspraak op het bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2007. Daarbij heeft hij belanghebbende gevraagd om de uitspraak op het bezwaar tegen de navorderingsaanslag te mogen aanhouden, totdat op het bezwaar tegen de informatie-beschikking is beslist. De gemachtigde van belanghebbende heeft hierop geantwoord: “het aanhouden van die zaak in afwachting van het bezwaar informatiebeschikking, zal geen problemen opleveren is mijn stellige verwachting.”
Informatiebeschikking 10 januari 2014
Belanghebbende heeft in ieder geval tot en met 2011 in Nederland gewoond. Op 29 december 2011 heeft belanghebbende zich uitgeschreven uit de Gemeentelijke Basisadministratie (thans: Basisregistratie Personen). Belanghebbende heeft een woning aan de [a-straat] 2 in [G] in eigendom gehad. Deze woning heeft hij vlak voor zijn uitschrijving bij de gemeente aan [A] bv verkocht. Na de verkoop heeft hij in deze woning in ieder geval een logeerkamer tot zijn beschikking gehad.
De Inspecteur heeft belanghebbende in zijn brief van 15 november 2013 verzocht om informatie. Hij heeft onder meer het volgende aan belanghebbende gevraagd:
“Op 29 december 2011 bent u volgens de gemeentelijke basisadministratie geëmigreerd.
Om te kunnen bepalen waar u woont, vraag ik u de volgende vragen te beantwoorden en de volgende documenten ter inzage te verstrekken.
Vragen:
• (…)
• Volgens de gemeentelijke basisadministratie bent u geëmigreerd naar Spanje. Volgens brieven van uw advocaat woont u in Zwitserland. Kunt u dit toelichten?
• Van welke woonruimten hebt u vanaf 29 december 2011 gebruik gemaakt? Waren deze woonruimten uw eigendom of gehuurd?
• Gedurende welke perioden hebt u vanaf 29 december 2011 in Nederland verbleven. Waar verbleef u toen?
• Gedurende welke perioden hebt u vanaf 29 december 2011 verbleven op de plaats waar u naar uw mening woont/woonde,
• Hebt u vanaf 29 december 2011 een affectieve relatie met iemand gehad, zo ja met wie?
• Woont u alleen of hebt u huisgenoten? Wie zijn uw eventuele huisgenoten?
• Waaruit bestaat uw sociale leven in het buitenland vanaf 29 december 2011? Waaruit bestaat uw sociale leven in Nederland vanaf 29 december 2011?
• Bent u in Nederland of in het buitenland lid van een vereniging? Zo ja, welke?
• Van de diensten van welke medici hebt u vanaf 29 december 2011 gebruik gemaakt?
• Van welke auto’s hebt u vanaf 29 december 2011 gebruik gemaakt (merk, type, kenteken)?
• Is er huisraad vanuit Nederland overgebracht naar het buitenland? Zo ja, op welke wijze heeft het vervoer plaatsgevonden?
• Welke nationaliteit hebt u?
• Kunt u toelichten uit welke feiten en omstandigheden blijkt dat u juist op 29 december 2011 bent verhuisd?
• Welke werkzaamheden hebt u vanaf 29 december 2011 in het buitenland of in Nederland verricht. Welke beloningen hebt u voor die werkzaamheden ontvangen?
Documenten die inzicht kunnen geven in uw woonplaats ontvang ik graag ter inzage. Het gaat daarbij om:
• Documenten waaruit blijkt dat u zich in het buitenland hebt ingeschreven als inwoner
• Aan- of verkopen van woningen
• Huurcontracten met betrekking tot woningen en betalingsbewijzen van huur
• Facturen met betrekking tot onderhoud van de woning(en)
• Dagafschriften van bank- en spaarrekeningen en effectendepots
• Creditcardgegevens
• Pinbetalingen
• Facturen met betrekking tot verbruik van gas, water en elektra
• Facturen met betrekking tot gebruik van vaste en mobiele telefoons, internet en televisie
• Facturen met betrekking tot abonnementen van bijvoorbeeld tijdschriften
• Facturen met betrekking tot medische behandelingen
• Facturen/bonnen van de aanschaf van auto’s en autokosten (brandstof, verzekering, motorrijtuigenbelasting, onderhoud- en reparatiefacturen)
• Facturen van overige bestedingen in het buitenland of in Nederland
• Facturen van verhuisbedrijven
• Documenten met betrekking tot lidmaatschappen van verenigingen et cetera
• Uw agenda (indien digitaal, graag een afdruk vanaf 1 januari 2011)
(…)
Ik ontvang uw reactie graag uiterlijk op 16 december aanstaande.”
De gemachtigde van belanghebbende heeft in zijn brief van 13 december 2013 het volgende geantwoord:
“Recent heb ik van [belanghebbende] het verzoek gehad om hem bij te staan in het kader van genoemd informatieverzoek d.d. 15 november 2013. Aan dit verzoek heb ik onlangs gehoor gegeven. Gezien het voorgaande alsmede de omvang van het verzoek en het feit dat [belanghebbende] in het buitenland verblijft (zoals u bekend is), is mij thans gebleken dat het niet mogelijk is om binnen de door u gestelde termijn op het informatieverzoek te reageren.”
In zijn brief van 19 december 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende tot 6 januari 2014 uitstel verleend voor het verstrekken van de gevraagde inlichtingen. Hij heeft daarbij opgemerkt, dat hij een informatiebeschikking zal afgeven bij het niet voldoen aan het informatieverzoek.
Nadat elke reactie op de brief van 19 december 2013 is uitgebleven, heeft de Inspecteur op 10 januari 2014 een informatiebeschikking voor de inkomstenbelasting 2011 tot en met 2013 vastgesteld. In de informatiebeschikking heeft de Inspecteur de vragen herhaald die hij in zijn brief van 15 november 2013 heeft gesteld.
Informatieverstrekking in hoger beroep
Ter zitting van het Hof van 14 oktober 2016 heeft belanghebbende een bericht overgelegd van [H] , belastingadviseur bij [I] , waarin [H] inschat dat een termijn van acht weken nodig is voor de beantwoording van de vragen die in de informatiebeschikkingen zijn gesteld.
Het Hof heeft belanghebbende daarop tot 9 december 2016 in de gelegenheid gesteld de in de informatiebeschikkingen gestelde vragen alsnog te beantwoorden.
Belanghebbende heeft op 9 december 2016 de antwoorden aan de Inspecteur gezonden. Nadien heeft de Inspecteur de antwoorden en zijn reactie daarop aan het Hof gezonden. Belanghebbende heeft voor de zitting van 31 januari 2017 nadere stukken aan het Hof en de Inspecteur gezonden. Ter zitting heeft belanghebbende opgemerkt dat hij bij derden nog informatieverzoeken heeft uitstaan.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
-
Heeft de Inspecteur belanghebbende terecht tot antwoorden verplicht, ook al is een strafrechtelijke procedure tegen belanghebbende aanhangig?
-
Mag de Inspecteur een informatiebeschikking vaststellen ná het opleggen van de navorderingsaanslag IB/PVV 2007?
-
Heeft de Inspecteur voor het jaar 2011 terecht twee informatiebeschikkingen vastgesteld?
-
Heeft de Inspecteur artikel 7:5, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschonden?
-
Heeft de Inspecteur belang bij de beantwoording van de vragen, ook als de bewijslast reeds op belanghebbende rust?
-
Stelt de Inspecteur zich terecht op het standpunt dat belanghebbende de in de informatiebeschikkingen gestelde vragen niet afdoende heeft beantwoord?
-
Heeft de Inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?
-
Heeft de Inspecteur de regels van de Handreiking wet-Dezentjé (V-N 2016/62.4) geschonden en dient een dergelijke schending tot vernietiging van de informatiebeschikkingen te leiden?
-
Heeft de Rechtbank terecht geen hersteltermijn in de zin van artikel 27e, tweede lid, van de AWR geboden?
Belanghebbende beantwoordt de vragen 1, 2, 3, 5, 6 en 9 ontkennend en de vragen 4, 7 en 8 bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Nadat belanghebbende ter zitting heeft aangegeven dat hij het gehele jaar 2011 binnenlands belastingplichtig is geweest, heeft de Inspecteur de informatiebeschikking van 10 januari 2014 voor wat betreft het jaar 2011 laten vallen, omdat deze vragen erop zijn gericht vast te stellen of belanghebbende binnenlands belastingplichtig is. Hiermee komt het onder 3.1, onderdeel 3 genoemde geschilpunt te vervallen.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur, en tot vernietiging van de informatiebeschikkingen.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, ongegrondverklaring van het beroep voor zover het ziet op de informatiebeschikking van 2 januari 2014 en beperking van de informatiebeschikking van 10 januari 2014 tot de jaren 2012 en 2013.