Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:328, 15/01218 t/m 15/01220
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:328, 15/01218 t/m 15/01220
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 januari 2017
- Datum publicatie
- 27 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:328
- Zaaknummer
- 15/01218 t/m 15/01220
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Koop bouwkavel. Levering aan aandeelhouder. Onttrekking? Activering kosten.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 15/01218 tot en met 15/01220
uitspraakdatum: 17 januari 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
en het incidentele hoger beroep van
[X] BV, gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 juli 2015, nummers AWB 14/7764, 14/7767 en 14/7769, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 177.168. Tevens is een bedrag van € 993 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag Vpb opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 364.572. Tevens is een bedrag van € 76 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag Vpb opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 97.741. Tevens is een bedrag van € 68 aan heffingsrente vergoed.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 22 en 26 september 2014 de aanslagen en beschikkingen heffingsrente voor de jaren 2007 en 2009 gehandhaafd, en bij uitspraak op bezwaar van 11 oktober 2014 de aanslag Vpb 2008 verminderd naar een belastbaar bedrag van € 359.247.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 30 juli 2015 de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag Vpb 2007 verminderd naar een belastbaar bedrag van € 137.951, de aanslag Vpb 2008 verminderd naar een belastbaar bedrag van € 268.188, de aanslag Vpb 2009 verminderd naar een belastbaar bedrag van € 63.574, de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, en de Inspecteur veroordeeld tot betaling van een vergoeding voor immateriële schade van € 500.
De Inspecteur heeft bij brief van 2 september 2015, ingekomen bij het Hof op 4 september 2015, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Voorts heeft belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank incidenteel hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft bij brief van 25 januari 2016 gereageerd op het incidenteel hoger beroep.
De Inspecteur heeft op 3 maart 2016 een conclusie van repliek ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2016 te Arnhem. De zaken met de nummers 15/01218 tot en met 15/01220 en de nummers 15/01418 en 15/01419 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is vertegenwoordigd door [A] , bijgestaan door [B] , verbonden aan [C] BV te [D] (Gld.), en vergezeld van [E] . Namens de Inspecteur zijn verschenen drs. [F] en mr. [G] .
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
[A] houdt alle aandelen in belanghebbende.
Op 6 mei 2001 heeft belanghebbende een bouwkavel te [H] , Portugal, gekocht van [I] (hierna: [I] ) voor f 36.500 (€ 16.562,98). Op dezelfde datum hebben belanghebbende en [I] eveneens een “koopovereenkomst inzake realisering [J] ” gesloten, inhoudende dat [I] op de hiervoor genoemde kavel een landhuis (hierna: het pand) gaat bouwen. De koopsom hiervoor bedraagt volgens het contract f 230.000 (€ 104.369).
Op 23 oktober 2001 wordt bij notariële akte de bouwkavel niet geleverd aan belanghebbende, maar aan [A] .
In de procedures over de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en Vpb 2003 tot en met 2006 hebben partijen ter zitting van het gerechtshof Amsterdam een compromis bereikt. In het proces-verbaal van de zitting van 5 december 2012, dat door partijen voor akkoord is ondertekend, is het volgende opgenomen:
“Ter zitting is een compromis bereikt over de volgende punten:
- Het economisch eigendom van het pand zit in de vennootschap.
- De door [A] te betalen huur bedraagt voor de jaren 2003 en 2004 € 8.250.
- In de jaren 2005 tot en met 2009 wordt geen huur in rekening gebracht.
- Voor de jaren 2010 tot en met 2012 wordt een huur in rekening gebracht van € 11.000.
- De bedragen van € 124.000 en € 100.000 zullen in de jaren 2003 respectievelijk 2004 ten gunste van het resultaat worden teruggeboekt. Pas in de jaren waarin de daadwerkelijke uitgaven worden gedaan zullen deze ten laste van het resultaat worden gebracht, dan wel geactiveerd worden.
- Ook de uit middelen van [A] gedane investeringen in het pand zullen worden geactiveerd. Dit resulteert in een lening van [A] aan de BV waarvan de verschuldigde rente in box 1 bij [A] in privé is belast.”
Het gerechtshof Amsterdam heeft in de uitspraken van 11 april 2013 onder meer het volgende opgenomen:
‘(…)
4. Beoordeling van het geschil
compromis ter zitting
Ter zitting op 5 december 2012 hebben partijen alsnog overeenstemming bereikt. In het terzake opgemaakte - en mede door partijen ondertekende - proces-verbaal van het verhandelde ter zitting is dienaangaande opgenomen:
“Ter zitting is een compromis bereikt over de volgende punten:
- (…)
Nu niet is gebleken dat partijen daarbij van onjuiste uitgangspunten uitgaan, volgt het Hof partijen in hun eensluidende conclusie.
De voorzitter heeft daarop partijen in de gelegenheid gesteld het ter zitting gesloten compromis in onderling overleg en mede voor latere jaren cijfermatig uit te werken, waarna de hogere beroepen kunnen worden ingetrokken. Hierna heeft de voorzitter van de belastingkamer het onderzoek gesloten in afwachting van bericht van partijen.
Nu bericht van intrekking is uitgebleven, doet het Hof uitspraak met inachtneming van het ter zitting bereikte compromis.
In het compromis ligt besloten dat belanghebbende zich niet langer erop beroept dat op 25 maart 2008 een vaststellingsovereenkomst zou zijn gesloten, voor zover dit beroep zou strekken tot een andere uitkomst dan het ter zitting gesloten compromis. Voorts ligt in het compromis besloten dat aan de vergrijpboetes de feitelijke grondslag is komen te ontvallen.
cijfermatige uitwerking van het compromis
Partijen zijn eensluidend tot de conclusie gekomen dat het economisch eigendom van het pand te Portugal berust bij [X] BV. De door de inspecteur bij het opleggen van de onderhavige belastingaanslagen aangebrachte correcties afschrijvingskosten en overige kosten ter zake van het pand, dienen dan ook te vervallen. Een uitzondering moet worden gemaakt voor de in de navorderingsaanslagen over 2003 en 2004 besloten correcties van (respectievelijk) € 124.000 en € 100.000. Voor het in aftrek brengen van deze bedragen is pas plaats in de jaren dat (indien en voor zover) uitgaven tot dit bedrag worden gedaan. Daarnaast wordt, overeenkomstig het compromis, de belastbare winst over 2003 en 2004 verhoogd met € 8.250 aan huurbaten. Tenslotte moet rekening worden gehouden met de uit eigen middelen van belanghebbende gedane investeringen in het pand tot een bedrag van € 169.260. Deze investeringen (zoals vermeld onder 2.5) moeten, overeenkomstig het compromis, worden aangemerkt als een tbs-lening waarop een rente van 4% (partijen gaan in de van hen afkomstige stukken uit van dit percentage) verschuldigd is. Deze rente is bij [X] BV aftrekbaar en bij belanghebbende belast als inkomen uit werk en woning. Dit alles leidt tot de navolgende correcties: (…)
Op 3 juli 2014 heeft overleg plaatsgevonden over de afhandeling van de bezwaren tegen de aan belanghebbende opgelegde aanslagen Vpb 2007, 2008 en 2009. De Inspecteur, in de persoon van de heer [F] , heeft in een mailbericht van 3 juli 2014 hierover het volgende aan belanghebbendes gemachtigde geschreven:
‘Tijdens het overleg is de volgende afspraak gemaakt.
1. De onderhoudskosten zoals vermeld in de aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2008 en 2009 van € 154.484 resp. € 69.093 (totaal € 223.577) zullen deels gecorrigeerd worden. Afspraak is dat 60% van de genoemde kosten aangemerkt worden als verbouwing/verbetering van het onroerend goed in Portugal en op de balans geactiveerd worden. De extra investeringen bedragen in 2008 en 2009 resp. € 92.690 en € 41.456 (totaal € 134.146).
2. Het resultaat uit de exploitatie van het onroerend goed in 2007 t/m 2011 zoals hierna in het verliesoverzicht genoemd wordt geaccepteerd.
3. Vanaf 2012 is het exploitatieverlies van het buitenlandse onroerend goed fiscaal niet meer aftrekbaar van de belastbare winst. Zolang er duidelijke verhuuractiviteiten plaatsvinden zullen de kosten als zakelijke kosten aangemerkt worden.
4. Bij verkoop van het onroerend goed in de toekomst zal de verkoopwinst tot maximaal de verliezen zoals hierna vastgesteld, als belastbare winst in Nederland aangemerkt worden.
5. De verliezen, die ten laste van de fiscale winst gebracht zijn, zijn als volgt:
2002 € 28.371
2003 € 30.895
2004 € 51.545
2005 € 33.258
2006 € 29.320
2007 € 7.138
2008 € 69.790
2009 € 43.081
2010 € 11.856
2011 € 12.317
Totaal verlies € 317.571
Gaat u akkoord met bovenstaande tekst en cijfers? Graag uw reactie.’
Belanghebbendes gemachtigde heeft bij mailbericht van 4 juli 2014 als volgt gereageerd op het tekstvoorstel van de Inspecteur:
“U spreekt over “gemaakte afspraak”.
Wat u onder punt 3 vermeld is niet afgesproken. U gaf gisteren herhaalde malen aan dat voor de komende jaren er maximaal € 5.000 per jaar aan kosten pand Portugal zouden mogen verantwoord, even zovele malen hebben wij aangegeven een dergelijke beperking niet acceptabel te vinden. Tijdens het uiteindelijke “bod” van 60% te activeren, 40 % ten laste van het resultaat brengen van de onderhouds- c.q. reparatiekosten is die € 5.000 ook niet meer ter sprake gekomen.
Punt 3 moet als volgt luiden:
3. Voor de jaren 2012 en volgende geldt voor de exploitatieresultaten (waarin eventueel begrepen onderhoud/groot onderhoud en reparatiekosten) dat artikel 15e van de Wet op de Vennootschapsbelasting van toepassing is of een daarvoor in de plaats komende regeling.
Gelet op bovenstaande willen wij als punt 6 toegevoegd zien de navolgende tekst:
6. De belastingdienst erkent dat het pand met zakelijk oogmerk is aangeschaft. Nu belanghebbende geen invloed kan uitoefenen op de hoogte van de huuropbrengst, anders dan het huis zo goed mogelijk aanbieden op de huurdersmarkt en de wijze waarop de BV dat doet aan de BV is als ondernemer, zal de belastingdienst de huuropbrengst nooit als argument hanteren om onzakelijk handelen te stellen van de BV.
De door u genoemde bedragen bij alle jaren zal ik nog controleren, maar dat wordt volgende week.”
De Inspecteur heeft bij mailbericht van 15 juli 2014 onder meer het volgende aan belanghebbendes gemachtigde geschreven:
“In uw reactie komt u terug op mijn uitspraak over het maximum van € 5.000 wat ik aan exploitatieresultaten per jaar wilde stellen. Deze eis heb ik niet gehandhaafd bij het maken van de afspraak op 3 juli 2014 en is ook niet opgenomen in mijn concept.
Uw aanpassing van de tekst van punt 3 kan ik gedeeltelijk volgen. De formulering van de zin “Voor de jaren 2012 en volgende geldt voor de exploitatieresultaten (waarin eventueel begrepen onderhoud/groot onderhoud en reparatiekosten) dat artikel 15e van de Wet op de Vennootschapsbelasting van toepassing is of een daarvoor in de plaats komende regeling” is duidelijker dan de door mij voorgestelde tekst.
Het vervolg van mijn tekst van punt 3 (Zolang er duidelijke verhuuractiviteiten plaatsvinden zullen de kosten als zakelijke kosten aangemerkt worden.) is naar mijn mening geen uitbreiding van de afspraak. Uitgangspunt is namelijk dat het onroerend goed bestemd is voor tijdelijke verhuur (aan derden). Als dit niet meer actief nagestreefd wordt en het onroerend goed wordt niet verkocht, dan ontbreekt de zakelijkheid van deze belegging. Deze zin wil ik daarom in de afspraak laten staan.
Uw toegevoegde tekst van punt 6 acht ik niet acceptabel. Zoals ik hiervoor schreef is de verhuur (aan derden) essentieel. Zodra er geen huurinkomsten van anderen dan dhr. en mw. [A] worden ontvangen en er dus geen winst meer nagestreefd wordt, kan in de toekomst aan de zakelijkheid van de belegging getwijfeld worden. Zeker als in deze situatie niet overgegaan wordt tot verkoop van het onroerende goed. In dat geval zal het handelen van de B.V. en de aandeelhouders opnieuw getoetst worden.”
Belanghebbendes gemachtigde heeft bij mailbericht van 4 augustus 2014 het volgende aan de Inspecteur geschreven:
“Cliënt gaat niet akkoord met de toevoeging van de door u na de bespreking van 3 juli jl. toegevoegde zin (“duidelijke verhuuractiviteiten”). Uit de na 3 juli gevoerde mailcorrespondentie blijkt voldoende waarom.”
De Inspecteur heeft bij mailbericht van 4 augustus 2014 daarop als volgt gereageerd:
“Bedankt voor uw snelle reactie, zodat hiermee duidelijk is geworden, dat we geen overeenstemming zullen bereiken.”
Blijkens de aangiften Vpb heeft de omzet ter zake van de verhuur in de jaren 2007 tot en met 2012 respectievelijk nihil, nihil, € 2.024, € 5.675, € 23.993 en € 14.150 bedragen.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat ter zitting van gerechtshof Amsterdam op 5 december 2012 een vaststellingsovereenkomst is gesloten, dat deze overeenkomst rechtsgeldig is, dat deze overeenkomst ook betrekking heeft op de onderhavige jaren, dat daarin is overeengekomen dat de economische eigendom van het pand in de vennootschap zit, dat daarin verder is overeengekomen dat voor de onderhavige jaren 2007 tot en met 2009 geen huur in rekening wordt gebracht en dat voor de jaren 2010 tot en met 2012 een huur in rekening wordt gebracht van € 11.000, dat daarin naar het oordeel van de Rechtbank de zakelijkheid van het handelen van belanghebbende voor de onderhavige jaren ligt besloten, dat voor de hoogte van de uitgaven die in mindering mogen worden gebracht dan wel moeten worden geactiveerd wordt uitgegaan van de op 3 juli 2014 gemaakte afspraak, dat dit betekent dat van de genoemde kosten (€ 154.323 voor 2008 en € 70.419 voor 2009) 60 percent als verbouwing/verbetering wordt aangemerkt en moet worden geactiveerd, dat 40 percent in mindering mag worden gebracht op het resultaat, en dat belanghebbende € 6.000 als rentelast ter zake van de terbeschikkingsstellingsschuld aan [A] in aftrek kan brengen.
3 Geschil
In geschil is of de onderhavige aanslagen naar het juiste bedrag zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
De Inspecteur betoogt dat ter zitting van het gerechtshof te Amsterdam geen vaststellingsovereenkomst is gesloten, en dat zelfs al zou er een overeenkomst zijn gesloten een grammaticale uitleg daarvan niet eraan in de weg staat alsnog het standpunt in te nemen dat de investeringen in het pand vanaf 2001 zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder, zodat de kosten ter zake als een niet-aftrekbare onttrekking moeten worden aangemerkt. Subsidiair betoogt de Inspecteur dat deze overeenkomst vernietigbaar is vanwege dwaling dan wel bedrog.
Verder stelt de Inspecteur dat ook op 3 juli 2014 geen vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen, en zo dat wel het geval is, deze vernietigbaar is vanwege dwaling dan wel bedrog. In dat geval heeft hij de mogelijkheid om het standpunt in te nemen dat de investeringen in het pand vanaf 2001 zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder, zodat de kosten ter zake als een niet-aftrekbare onttrekking moeten worden aangemerkt, aldus de Inspecteur.
In het incidentele hoger beroep betoogt belanghebbende dat de Rechtbank ten onrechte geen integrale proceskostenvergoeding heeft toegekend. Verder stelt belanghebbende dat de Rechtbank ten onrechte jaarlijks een rentelast van € 6.000 in aanmerking heeft genomen. De Inspecteur heeft in zijn conclusie van repliek aangegeven geen bezwaar ertegen te hebben dat deze rentecorrectie zowel bij belanghebbende als bij [A] komt te vervallen.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar, waarin het belastbaar bedrag is vastgesteld op respectievelijk € 177.168 (2007), € 359.247 (2008) en € 97.741 (2009). Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vermindering van de aanslagen naar een belastbaar bedrag van respectievelijk € 143.951 (2007), € 274.188 (2008) en € 69.574 (2009).