Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:329, 16/00304
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:329, 16/00304
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 januari 2017
- Datum publicatie
- 27 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:329
- Zaaknummer
- 16/00304
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Proceskosten. Samenhangende zaken?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 16/00304
uitspraakdatum: 17 januari 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 4 februari 2016, nummer AWB 15/362, in het geding tussen belanghebbende en
de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen van de Regionale Belastingsamenwerking Deventer, Olst-Wijhe en Raalte (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 3 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2013 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2014 vastgesteld op € 543.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2014 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 727,08.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 492.000 en de opgelegde aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd en belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 282,50, nadien gecorrigeerd naar € 282,67.
Belanghebbende is tegen de uitspraak inzake de proceskostenvergoeding in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 4 februari 2016 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [C] .
De heffingsambtenaar heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. De zaak is met toestemming van partijen gelijktijdig behandeld met de zaken met de nummers 16/00305 tot en met 16/00310, 16/00470 en 16/00471.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft gebruik gemaakt van het kantoor [D] . Dit kantoor heeft in de periode eind maart / begin april 2014 bezwaarschriften ingediend namens meerdere cliënten, onder wie belanghebbende. Vervolgens heeft [D] het bezwaarschrift aangevuld en een taxatierapport laten opstellen. Er heeft in deze zaak geen hoorgesprek plaatsgevonden. De heffingsambtenaar heeft op 7 januari 2015 uitspraak op bezwaar gedaan in negen zaken van [D] , waaronder de zaken met de nummers 16/00304 tot en met 16/00310.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de bezwaarfase een (gecorrigeerde) proceskostenvergoeding toegekend van € 282,67, die als volgt is opgebouwd:
- -
-
Door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand 1/9 x 1,5 € 244 € 40,67
- -
-
Kosten opstellen taxatierapport € 242,00
3 Het geschil
In geschil is de hoogte van de proceskostenvergoeding in de bezwaar- en de beroepsfase. Het geschil spitst zich voor de bezwaarfase toe op de vraag of sprake is van samenhangende zaken, en in het bijzonder of de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. Tussen partijen is niet in geschil dat de vergoeding voor het taxatierapport juist is berekend.