Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3301, 16/00224

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3301, 16/00224

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 april 2017
Datum publicatie
5 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:3301
Zaaknummer
16/00224

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Verliesverrekening. Samenloop met heffingskortingen. Verrekening op niveau van inkomen?

Uitspraak

Belastingkamer

Locatie Arnhem

nummer 16/00224

uitspraakdatum: 19 april 2017

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 januari 2016, nummer AWB 15/3074, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Met dagtekening 6 augustus 2013 heeft de Inspecteur voor belanghebbende een zogenoemde achterwaartse verliesverrekeningsbeschikking inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2006 vastgesteld. Daarbij is het verlies voor een bedrag van € 6.024 verrekend met het inkomen van belanghebbende over het jaar 2004.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de verliesverrekeningsbeschikking heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 14 januari 2016 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur.

1.7

Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende exploiteerde tot medio 2007 tezamen met haar echtgenoot, [A] , een onderneming onder de naam “ [C] v.o.f.”.

2.2

Het verlies uit werk en woning van belanghebbende over het jaar 2005 is door de Inspecteur vastgesteld op € 46.761. Dit verlies is als volgt verrekend met de belastbare inkomens van belanghebbende over de jaren: 2002 (€ 18.040), 2003 (€ 18.788) en 2004 (€ 9.933). Na deze verrekeningen belopen de belastbare inkomens uit werk en woning van belanghebbende voor 2002: € 0, 2003: € 0, 2004: € 6.024 en 2005: € 0.

2.3

Over het na verrekening van het verlies van 2005, over 2004 resterende belastbare inkomen uit werk en woning ad € 6.024, was belanghebbende – na verrekening van heffingskortingen – geen IB/PVV (meer) verschuldigd. De berekening is als volgt:

Belastbaar inkomen uit werk en woning 2004 (na verrekening 2005) € 6.024

Verschuldigde IB/PVV over € 6.024 € 2.020

Af: heffingskortingen (€ 2.738, doch maximaal de verschuldigde IB/PVV) € 2.020

Verschuldigde IB/PVV € 0

Af: ingehouden loonheffing € 3.298

Bij: voorlopige teruggave € 683

Te ontvangen € 2.615

2.4

Het bedrag ad € 2.615 is op 16 februari 2007 aan (de fiscale partner van) belanghebbende uitbetaald.

2.5

Bij beschikking van 29 februari 2008 heeft de Inspecteur vastgesteld dat belanghebbende over 2004, na verrekening met het verlies over 2005 en na toepassing van heffingskortingen, geen IB/PVV is verschuldigd.

2.6

Tevens heeft de Inspecteur in de hiervoor bedoelde beschikking van 29 februari 2008 vastgesteld dat belanghebbende – in verband met de omvang van de door haar fiscale partner betaalde IB/PVV 2004 – recht heeft op uitbetaling van het deel van de niet verrekende heffingskorting van € 718 (€ 2.738 -/- € 2.020). Omdat nadien door de fiscale partner van belanghebbende door verliesverrekening over het jaar 2004 niet langer IB/PVV was verschuldigd, is dit bedrag met dagtekening 28 augustus 2013 weer van belanghebbende teruggevorderd.

2.7

Bij uitspraak op bezwaar van 16 juli 2013 heeft de Inspecteur het inkomen uit werk en woning van belanghebbende over het jaar 2006 vastgesteld op negatief € 49.783 (verlies).

2.8

Bij brief van 6 augustus 2013 heeft de Inspecteur aan belanghebbende meegedeeld dat het verlies van 2006 voor een gedeelte, groot € 6.024, achterwaarts zal worden verrekend met het inkomen van belanghebbende uit werk en woning over het jaar 2004. De brief vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“Beschikking achterwaartse verliesverrekening

(…)

Uw belastbaar inkomen uit woning en werk over 2006 is vastgesteld op negatief € 49.783. Dit bedrag wordt verrekend met uw belastbaar inkomen uit woning en werk over 2004.

Belastbaar inkomen uit woning en werk € 6.024

Verrekenbaar verlies € 6.024 (-)

Nieuw belastbaar inkomen uit woning en werk 2004 € 0

De verliesverrekening heeft gevolgen voor de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over 2004. U krijgt hiervoor een aparte verminderingsbeschikking toegestuurd. Het nog te verrekenen verlies per 31 DECEMBER 2006 is nader vastgesteld op € 43.759.”

2.9

Omdat een vermindering van de aanslag IB/PVV 2004 uitbleef, heeft de gemachtigde van belanghebbende – tijdens de mondelinge behandeling ter zitting op 11 februari 2015 van een fiscale procedure voor het Hof van de gemachtigde zelf – de Inspecteur, onder verwijzing naar diens opmerking in de brief van 6 augustus 2013 dat een afzonderlijke verminderingsbeschikking zou volgen, verzocht om voor belanghebbende alsnog een (negatieve) aanslag IB/PVV over het jaar 2004 vast te stellen.

2.10

Met dagtekening 18 februari 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende nogmaals de achterwaartse verliesverrekeningsbeschikking 2006 voor een bedrag van € 6.024 naar het jaar 2004 bekend gemaakt. Deze brief vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“Beschikking achterwaartse verliesverrekening

(…)

Uw belastbaar inkomen uit woning en werk over 2006 is vastgesteld op negatief € 49.783. Dit bedrag wordt verrekend met uw belastbaar inkomen uit woning en werk over 2004.

Belastbaar inkomen uit woning en werk € 6.024

Verrekenbaar verlies € 6.024 (-)

Nieuw belastbaar inkomen uit woning en werk 2004 € 0

De verliesverrekening heeft geen vermindering van belasting tot gevolg omdat het bedrag van de aanslag over 2004 al op nihil was vastgesteld.”

2.11

Belanghebbende heeft met dagtekening 23 februari 2015 bezwaar gemaakt tegen de verliesverrekeningsbeschikking. De Inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 20 mei 2015 ongegrond verklaard. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is op welke wijze het verlies van belanghebbende over 2006 dient te worden verrekend met positieve inkomens van belanghebbende uit andere jaren. Met name is in geschil het antwoord op de vraag of dat verlies voor een bedrag groot € 6.024 kan worden verrekend met het (resterende) belastbaar inkomen uit werk en woning van belanghebbende over 2004.

3.2

Belanghebbende stelt dat de verrekening van het verlies over 2006 tot een teruggave van belasting over 2004 dient te leiden, dan wel dat het verlies over 2006 voor een bedrag groot € 6.024 niet verrekend mag worden met het resterende positieve belastbaar inkomen uit 2004, omdat dat niet leidt tot een vermindering van de aanslag over 2004, en dat dat deel van het verlies daarom beschikbaar blijft voor verrekening met belastbare inkomens van jaren ná 2006 (voorwaartse verliesverrekening). Daarnaast doet belanghebbende een beroep op het vertrouwensbeginsel nu de Inspecteur in zijn beschikking van 6 augustus 2013 uitdrukkelijk heeft verklaard dat de verliesverrekening gevolgen zou hebben voor de aanslag IB/PVV 2004 en dat een afzonderlijke verminderingsbeschikking zou volgen. Voor zover de verliesverrekening alsnog leidt tot een belastingteruggave – zo stelt belanghebbende – heeft zij bovendien recht op vergoeding van wettelijke rente over het bedrag van de teruggave.

3.3

De Inspecteur stelt dat een wijze van verrekening als belanghebbende voorstaat, in strijd is met het wettelijke systeem van verliesverrekening en dat de verklaring in de brief van 6 augustus 2013 berust op een administratieve vergissing, welke in de brief van 18 februari 2015 is hersteld.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vernietiging van de beschikking verliesverrekening.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing