Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4040, 16/00401

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4040, 16/00401

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 mei 2017
Datum publicatie
19 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:4040
Zaaknummer
16/00401

Inhoudsindicatie

Bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

Uitspraak

Belastingkamer

Locatie Leeuwarden

Nummer 16/00401

uitspraakdatum: 16 mei 2017

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2016, nummer LEE 14/3329, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.840. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.2

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 25 februari 2016 ongegrond verklaard en verstaan dat het beroepschrift geacht wordt te zijn doorgezonden naar de Inspecteur ter behandeling als bezwaarschrift voor zover het zich richt tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.5

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2017 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door [A] , alsmede [B] namens de Inspecteur.

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de IB/PVV opgelegd, gedagtekend 22 november 2013.

2.2

Op 18 juni 2014 heeft belanghebbende digitaal een gewijzigde aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2011 ingediend.

2.3

De Inspecteur heeft de gewijzigde aangifte aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslag en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De Inspecteur heeft de gewijzigde aangifte tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de bestreden aanslag op de voet van artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet). Het verzoek om ambtshalve vermindering is door de Inspecteur afgewezen bij voor bezwaar vatbare beschikking met dagtekening 17 juli 2014.

2.4

De Rechtbank heeft het beroep gericht tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard en verstaan dat het beroepschrift geacht wordt te zijn doorgezonden naar de Inspecteur ter behandeling als bezwaarschrift voor zover het zich richt tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.

2.5

De Inspecteur heeft op 14 maart 2016 uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende tegen de afwijzing van het hiervoor bedoelde verzoek en heeft belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk gesteld en de bestreden aanslag dienovereenkomstig verminderd.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is uitsluitend of de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de bestreden aanslag tot op nihil en tot vaststelling van een verlies uit werk en woning.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing