Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4041, 16/01183

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4041, 16/01183

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 mei 2017
Datum publicatie
19 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:4041
Zaaknummer
16/01183

Inhoudsindicatie

Gelet op de resultaten in eerdere jaren viel met de verhuur van vouwwagens redelijkerwijs geen voordeel te behalen en daarom is geen sprake van een bron van inkomen.

Uitspraak

Belastingkamer

Locatie Leeuwarden

nummer 16/01183

uitspraakdatum: 16 mei 2017

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 augustus 2016, nummer LEE 16/1845, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft zich in 2008 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als ondernemer. De bedrijfsomschrijving van zijn onderneming luidt: verhuur, verkoop en bemiddeling in kampeermiddelen. Belanghebbende heeft in zijn aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2012 een negatief resultaat van € 22.446 als winst uit onderneming in aanmerking genomen. Hij heeft daarnaast in 2012 een uitkering van het UWV, een uitkering uit het pensioenfonds Zorg en Welzijn en inkomsten uit tegenwoordige arbeid van [A] genoten.

2.2.

Belanghebbende heeft vanaf de aanvang van de verhuuractiviteiten de volgende resultaten bij zijn aangiften in de IB/PVV opgegeven:

Jaar

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Omzet

2.249

11.798

38.531

40.685

21.184

12.782

9.234

Kosten

20.905

57.362

67.103

55.599

43.630

29.628

27.645

Bruto winst

-18.656

-45.564

-28.572

-14.914

-22.446

-16.846

-18.411

Investerings-aftrek

9.362

3.906

855

--

--

--

--

MKB-winst-vrijstelling

--

_____

--

______

-3.534

______

-1.789

______

-2.693

______

-2.358

_______

-2.577

_______

Belastbare winst

-28.018

-49.470

-25.923

-13.125

-19.753

-14.488

-15.834

2.3.

Over het jaar 2015 bedroeg belanghebbendes omzet volgens zijn aangiften in de omzetbelasting € 9.875 en over 2016 € 10.748.

2.4.

De Inspecteur heeft het aangegeven verlies met ingang van 2011 niet geaccepteerd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur voor het onderhavige jaar terecht heeft geweigerd het door belanghebbende aangegeven verlies te accepteren, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.

3.2.

Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat zijn werkzaamheden ter zake van de verhuur van de vouwwagens dienen te worden aangemerkt als te zijn verricht in een onderneming. Subsidiair stelt belanghebbende dat sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden. Voorts stelt hij dat een medewerker van de Inspecteur in een telefoongesprek en in een tweetal brieven bij hem het vertrouwen heeft gewekt dat het verlies bij de aanslagregeling in aanmerking zou worden genomen. Ten slotte voert hij aan dat hij door het lange tijdsverloop tussen de indiening van de aangifte en het opleggen van de aanslag niet tijdig maatregelen heeft kunnen nemen teneinde de gevolgen van het niet accepteren van het verlies te beperken.

3.3.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat geen bron van inkomen aanwezig is. Aangezien de bronvraag vooraf gaat aan de vraag of het resultaat als winst uit onderneming, respectievelijk resultaat uit overige werkzaamheden moet worden gekwalificeerd, betekent dit dat het negatieve resultaat niet in aanmerking kan worden genomen. Voorts betwist de Inspecteur dat het vertrouwensbeginsel is geschonden.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing