Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4088, 16/00605
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4088, 16/00605
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 mei 2017
- Datum publicatie
- 26 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:4088
- Zaaknummer
- 16/00605
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Zelfstandigen- en startersaftrek. Productie van films en documentaires. Urencriterium. Bewijs? Partnerbeloning.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
Nummer 16/00605
uitspraakdatum: 16 mei 2017
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Enschede (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 april 2016, nummer AWB 15/4927, in het geding tussen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.651. Bij beschikking is € 115 belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.752 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.477 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. De Rechtbank heeft de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 988 en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 te vergoeden.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2017. Beide partijen hebben een pleitnota ingebracht. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende genoot in de jaren 2011 en 2012 een bijstandsuitkering van de gemeente Doesburg. Met toestemming van deze gemeente verricht belanghebbende sinds 2011 onder de naam “ [A] ” werkzaamheden voor de productie van (promotie)films en documentaires. Daarnaast reviseert hij gebruikte computers met het doel deze te verkopen.
In het jaar 2012 heeft belanghebbende een belang gekregen in de te Polen gevestigde vennootschap [B] (hierna: [B] ). Belanghebbende heeft in het jaar 2012 ook voor deze vennootschap werkzaamheden verricht.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2012 aangifte in de IB/PVV gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.312. Na ontvangst van een vragenbrief van de Inspecteur, waarin onder andere gevraagd wordt naar een urenspecificatie, heeft belanghebbende een herziene aangifte ingediend, waarin een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.451 is vermeld. In deze aangifte is een verlies uit onderneming vermeld van € 6.000. Dit verlies bestaat uit een omzet van nihil, kosten uitbesteed werk € 650, verkoopkosten € 1.870, rentekosten € 35, kosten [B] € 1.045 en arbeidsbeloning partner € 2.400. Daarnaast wordt onder andere aanspraak gemaakt op zelfstandigenaftrek, startersaftrek en MKB-winstvrijstelling.
De Inspecteur heeft de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.651. Hij is daarbij onder meer uitgegaan van een winst uit onderneming van € 9.000. De zelfstandigenaftrek en startersaftrek zijn niet verleend. Wel is de MKB-winstvrijstelling toegepast.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. In bezwaar heeft belanghebbende een specificatie overgelegd van de door hem per week gewerkte uren in het jaar 2012 (hierna: de weekstaat). Per week is hierin het totaal aantal uren vastgelegd, met een korte beschrijving van de werkzaamheden. Volgens de weekstaat zijn in 2012 in totaal 3.051 uren aan de onderneming besteed.
Op 6 februari 2015 is belanghebbende door de Inspecteur gehoord. Belanghebbende heeft tijdens het horen zijn agenda 2012 aan de Inspecteur ter inzage gegeven. In het van het horen opgemaakte verslag is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Na een kort overleg zijn wij tot een compromis gekomen. Het compromis hield in dat wij een bron van inkomen gingen erkennen omdat het een en ander bij de aanslagregeling niet goed was gegaan bij de beoordeling van de jaren 2011 en 2012. Maar dan zouden wij de agenda 2011 ook controleren, omdat voor het jaar 2011 de zelfstandigenaftrek en de statersaftrek is geclaimd. Naar onze mening kon de heer [X] niet voldoen aan de 1.225 uren norm tussen 19 augustus 2011 en 31 december 2011. Daarnaast zou nog wel de rest van de aangifte 2012 beoordeeld worden. Dit zal gebeuren middels een begeleidende brief.
Bij nader inzien zie ik af van de herbeoordeling van de aangifte 2011 met betrekking tot de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. Hierdoor is de agenda 2011 niet meer van belang.”
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 18.752. Hierbij is de aangeven winst uit onderneming van negatief € 6.000 gecorrigeerd met € 221 (energiekosten werkruimte), € 270 (kosten telefoon/internet), € 1.045 (kosten [B] ) en € 2.400 (arbeidsbeloning partner) tot negatief € 2.064. Verhoogd met de MKB-winstvrijstelling resteert een belastbare winst van negatief € 1.817. De zelfstandigenaftrek en startersaftrek zijn niet verleend. Daarnaast is rekening gehouden met een genoten bijstandsuitkering van € 20.569. Een door belanghebbende geclaimde persoonsgebonden aftrekpost van € 700 voor betalingen aan een ex-partner in Polen van belanghebbende, heeft de Inspecteur niet toegestaan.
In beroep heeft belanghebbende een specificatie overgelegd van de door hem per dag gewerkte uren in het jaar 2012 (hierna: de dagstaat). Per dag is hierin het totaal aantal uren vastgelegd, met een korte beschrijving van de werkzaamheden. Volgens de dagstaat zijn in 2012 in totaal 3.031 uren aan de onderneming besteed.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur terecht de hiervoor in overweging 2.7. genoemde kosten niet in aftrek heeft toegelaten. Ook heeft de Rechtbank geoordeeld dat de betaling van € 700 aan de ex-partner terecht niet in aftrek is toegelaten. Wel heeft belanghebbende naar het oordeel van de Rechtbank aannemelijk gemaakt dat hij ten minste 1.225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor zijn onderneming en dat belanghebbende daarom in aanmerking komt voor de zelfstandigen- en startersaftrek. De Rechtbank heeft het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op: winst volgens aangifte (negatief € 6.000) + kosten energie werkruimte (€ 221) + kosten telefoon/internet (€ 270) + kosten [B] (€ 1.045) + arbeidsvergoeding partner (€ 2.400) = winst (negatief 2.064) – zelfstandigenaftrek (€ 7.280) – startersaftrek (€ 2.123) + MKB-winstvrijstelling (€ 1.375) = belastbare winst (negatief € 10.092) + bijstandsuitkering (€ 20.569) = € 10.477.
3 Geschil
In geschil is de vraag of belanghebbende recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek.
Belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat als het hoger beroep van de Inspecteur slaagt en hij derhalve geen aanspraak kan maken op de genoemde aftrekken, hij bij wijze van verweer alsnog aanspraak maakt op aftrek van de arbeidsbeloning voor zijn partner van € 2.400.