Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4294, 1600664 en 1600665
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4294, 1600664 en 1600665
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 mei 2017
- Datum publicatie
- 2 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:4294
- Zaaknummer
- 1600664 en 1600665
Inhoudsindicatie
LB/PVV. Autokostenfictieregeling. Ondeugdelijke kilometeradministratie. Boete.
Uitspraak
Belastingkamer
Locatie Arnhem
nummers 16/00664 en 16/00665
uitspraakdatum 23 mei 2017
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 24 mei 2016, nummers AWB 15/3685 en AWB 15/3686, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Venlo (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn over de tijdvakken 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 en 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 naheffingsaanslagen in de loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV) opgelegd ten bedrage van € 18.519 onderscheidenlijk € 12.380. Daarbij zijn voorts vergrijpboeten aan belanghebbende opgelegd ten bedrage van € 18.519 respectievelijk € 12.380 en is haar heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en de beschikkingen inzake de heffingsrente gehandhaafd en de boetebeschikkingen verminderd tot € 4.629 respectievelijk € 3.095.
De door belanghebbende tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroepen zijn door de Rechtbank ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een nader stuk ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren voorts de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 3 mei 2017 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: [A] (de directeur-enig aandeelhouder van belanghebbende) en mr. [B] (de gemachtigde van belanghebbende) alsmede mr. [C] en mr. [D] namens de Inspecteur.
De Inspecteur heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende exploiteert een binnenvaartschip. Haar directeur-enig aandeelhouder is [A] (hierna: de dga). Hij vaart als kapitein op het schip, veelal in België. Belanghebbende heeft enkele andere werknemers in dienst, waaronder de echtgenote van de dga. Belanghebbende is gevestigd op het adres [a-straat] 16c te [Z] . De dga en diens echtgenote wonen op het adres [b-straat] 2 te [Z] .
Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren (2009 en 2010) een auto van het merk Chrysler, type Grand Voyager, met kenteken [00-YYY-0] (hierna: de auto) aan de dga ter beschikking gesteld. De dga en diens echtgenote beschikten in 2009 en 2010 in privé niet over een auto. De auto werd niet alleen gebruikt door de dga, maar ook door zijn echtgenote en (soms ook) door andere werknemers van belanghebbende. De cataloguswaarde van de auto bedraagt € 68.401.
In 2009 en 2010 heeft de dga met de auto verschillende ritten naar [E] in Frankrijk (gelegen op een afstand van ongeveer 1200 km van [Z] ) gemaakt. De omstreeks eind 2009/begin 2010 opgerichte en in [Z] gevestigde pensioenvennootschap [F] b.v., waarvan de dga alle aandelen bezit, heeft op 12 mei 2010 percelen grond verworven in [E] .
In de periode van 1 november 2007 tot 8 november 2010 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld in het kader van onder meer de loonheffingen. Daarbij is belanghebbende erop gewezen dat met betrekking tot de door haar aan de dga in 2005, 2006 en 2007 ter beschikking gestelde auto een sluitende rittenadministratie moest worden gevoerd en dat belanghebbende deze rittenadministratie moest controleren.
Op 6 december 2012 is in het kader van de LB/PVV een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende over de periode van januari 2008 tot en met oktober 2012 met betrekking tot het onderwerp ‘privé gebruik auto’. Van het boekenonderzoek is op 14 juni 2013 een rapport opgemaakt. Naar aanleiding van de bevindingen van dit onderzoek, heeft de Inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende in de jaren 2009 en 2010 ter zake van de aan de dga ter beschikking gestelde auto ten onrechte geen bijtelling heeft toegepast op grond van de wettelijke regeling van het autokostenforfait. Daarom heeft hij de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd ten bedrage van € 18.519 (2009) en € 12.380 (2010). Daarbij zijn voorts vergrijpboeten aan belanghebbende opgelegd van 100% van de nageheven LB/PVV. De boeten zijn na bezwaar verminderd tot 25% van de nageheven LB/PVV (2009: € 4.629 en 2010: € 3.095).
Belanghebbende beschikte voor de jaren 2009 en 2010 niet over een zogenoemde ten aanzien van de dga gegeven verklaring ‘geen privégebruik’.
In bezwaar en beroep heeft belanghebbende voor de auto twee soorten rittenregistraties overgelegd, te weten een excelbestand en een administratie aan de hand van een GPS-systeem. Voor de periode van 1 januari 2009 tot 20 juni 2009 is in die fase geen rittenregistratie overgelegd. In de op 2009 betrekking hebbende rittenregistratie is onder meer vermeld dat met de auto 1.861,3 km in privé is gereden en in de op 2010 betrekking hebbende rittenregistratie is vermeld dat met de auto 1.980,1 km in privé is gereden. Volgens deze rittenregistraties is zowel 2009 als in 2010 met de auto naar [E] in Frankrijk gereden.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslagen en vergrijpboeten terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Hiertegen heeft belanghebbende geappelleerd. In de fase van het hoger beroep heeft belanghebbende aan de hand van onder meer de aanwezige agenda’s, bonnen en overige administratie voor zowel 2009 als 2010 een nieuwe rittenregistratie opgesteld. In beide rittenregistraties is vermeld dat alle ritten zakelijk zijn geweest. Ook in deze rittenregistraties zijn verschillende ritten naar Frankrijk vermeld.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur terecht de onderhavige naheffingsaanslagen aan belanghebbende heeft opgelegd. De nageheven bedragen als zodanig zijn tussen partijen niet in geschil. Voorts houdt partijen verdeeld of belanghebbende terecht is beboet. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, van de naheffingsaanslagen, van de boetebeschikkingen en van de beschikkingen inzake de heffingsrente.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.