Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4441, 16/00968

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4441, 16/00968

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 mei 2017
Datum publicatie
2 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:4441
Zaaknummer
16/00968

Inhoudsindicatie

Huur voor een lift en voor een garage vormen geen specifieke zorgkosten. Besluit van de Staatssecretaris van 17 maart 2014, nr. BLKB2014/285M geldt alleen voor door een belastingplichtige vóór 2014 aangeschafte zaken.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 16/00968

uitspraakdatum: 30 mei 2017

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 14 juli 2016, nummer LEE 15/4200, ECLI:NL:RBNNE:2016:3371, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende en zijn echtgenote zijn in verband met verminderde mobiliteit verhuisd naar een nieuw gebouwde huurwoning waarin een inpandige lift is aangebracht. Belanghebbende en zijn echtgenote beschikken over een aantal vervoermiddelen, waaronder een elektrische driewielfiets, een fiets met hulpondersteuning en een scootmobiel. Belanghebbende beschikte niet over een ruimte om de vervoermiddelen te stallen. Hij heeft daarom een garage gehuurd.

2.2.

De huurkosten van de inpandige lift bedragen € 103,50 per maand en die van de garage € 67,45 per maand. Belanghebbende wenst deze huurkosten, die over het gehele jaar 2014 in totaal afgerond € 2.052 beliepen, als specifieke zorgkosten in aanmerking te zien komen. Bij de aanslagregeling voor 2012 en 2013 is de aangifte op dit punt niet gecorrigeerd.

2.3.

Op 30 april 2015 heeft belanghebbende zijn aangifte in de IB/PVV voor 2014 ingediend. Op 21 mei 2015 heeft belanghebbende een herziene aangifte ingediend. Hij heeft in de rubriek ’specifieke zorgkosten’ zijn aangifte gewijzigd.

2.4.

Op 6 juni 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aanslag opgelegd, conform de aanvankelijke aangifte. Bij brief van 8 juni 2015, door de Inspecteur ontvangen op 9 juni 2015, is de gemachtigde van belanghebbende in bezwaar gekomen. De gemachtigde heeft verzocht om de herziene aangifte te volgen. Op 27 juli 2015 zijn door belanghebbende bewijsstukken overgelegd.

2.5.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 augustus 2015 de aanslag conform het bezwaarschrift verminderd en een kostenvergoeding toegekend. Belanghebbende is bij brief van 10 september 2015, door de Inspecteur ontvangen op 14 september 2015, opnieuw in bezwaar gekomen omdat zijn gemachtigde naar zijn mening in de herziene aangifte ten onrechte nog een aantal specifieke zorgkosten niet had opgenomen

2.6.

De Inspecteur heeft de kosten aan huur van de lift en de garage niet in aftrek toegelaten en bij brief van 26 november 2015 het in de brief van belanghebbende van 10 september 2015 vervatte bezwaar afgewezen. Vervolgens is belanghebbende op 30 oktober 2015 bij de Rechtbank in beroep gekomen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de door belanghebbende voor de huur van de lift en de garage betaalde bedragen dienen te worden aangemerkt als uitgaven voor specifieke zorgkosten, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij aan de omstandigheid dat de aangiften voor de jaren 2012 en 2013 niet zijn gecorrigeerd het vertrouwen kon ontlenen dat de uitgaven ook voor het onderhavige jaar in aftrek zouden worden toegelaten. Voorts beroept belanghebbende zich op het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 17 maart 2014, nr. BLKB2014/285M (het Besluit), op grond waarvan volgens belanghebbende de door hem gedane uitgaven, die betrekking hebben op voor 2014 aangeschafte hulpmiddelen, als specifieke zorgkosten kunnen worden aangemerkt.

3.3.

De Inspecteur heeft betwist dat hij voor de jaren 2012 en 2013 bewust een standpunt ten aanzien van de aftrekbaarheid van de uitgaven aan hogere huur heeft ingenomen. Voorts stelt hij dat het Besluit betrekking heeft op door de belastingplichtige aangeschafte hulpmiddelen, waarvan ten aanzien van de gehuurde lift en garage geen sprake is.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing