Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:464, 16/00101
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:464, 16/00101
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 januari 2017
- Datum publicatie
- 3 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:464
- Zaaknummer
- 16/00101
Inhoudsindicatie
Overdrachtsbelasting. Verkrijging woning. Verkrijging binnen zes maanden. Vermindering heffingsmaatstaf. Toepassing Besluit 7 maart 2007, nr. CPP2006/933M.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
Nummer 16/00101
uitspraakdatum: 24 januari 2017
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 december 2015, nummer AWB 14/2066, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd welke aanslag, na daartegen gericht bezwaar van belanghebbende, door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar is verminderd. Daarbij is tevens de aanvankelijk in rekening gebrachte heffingsrente verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 december 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. drs. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] .
De Inspecteur heeft een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan aan het Hof en aan de wederpartij overgelegd.
Het onderhavige beroepschrift is ter zitting behandeld, tezamen met het hogerberoepschrift van [D] te [Z] (hierna: [D] ), rolnummer 16/00102. Met instemming van partijen is van het verhandelde ter zitting één proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Bij overeenkomst van 6 februari 2007 heeft belanghebbende twee onroerende zaken gekocht, te weten een woonhuis aan [a-straat] 2 te [E] en een villa die toen in aanbouw was, thans plaatselijk bekend als [b-straat] 7 te [E] . Naast het betalen van een koopsom voor de beide onroerende zaken tezamen van € 1.483.355,87 nam belanghebbende de verplichting op zich de reeds vervallen bouwtermijnen voor de villa in aanbouw die de verkoper schuldig was gebleven, te voldoen. De vervallen bouwtermijnen beliepen in totaal € 446.644,13. De totale tegenprestatie van belanghebbende voor de twee onroerende zaken bedroeg derhalve € 1.930.000.
Bij notarieel verleden akte van 4 april 2007 zijn de beide onroerende zaken aan belanghebbende geleverd. Belanghebbende heeft ter zake daarvan een bedrag van € 89.001 aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan, te weten 6 percent van € 1.483.355,87.
De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat, wat de waarde van de onroerende zaak [b-straat] betreft, ook de door belanghebbende overgenomen verplichting tot betaling van de bouwtermijnen moet worden gerekend tot de maatstaf van heffing van overdrachtsbelasting zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wbr). Op grond daarvan heeft hij aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van (zes percent van € 446.644,13, ofwel) € 26.799.
Bij Besluit van 7 maart 2007, CPP2006/933M (hierna: het Besluit) is door de Staatssecretaris van Financiën – met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen – goedgekeurd dat, ingeval een woning in aanbouw wordt doorverkocht buiten de in artikel 13 van de Wbr genoemde termijn van zes maanden, de maatstaf van heffing van overdrachtsbelasting wordt verminderd met alle vóór het tijdstip van de doorverkoop door de verkoper betaalde bouwtermijnen waarover omzetbelasting in rekening is gebracht.
De Inspecteur heeft, met toepassing van het Besluit, de waarde van de onroerende zaak waarop de verkrijging betrekking heeft verminderd met 100/119 gedeelte van € 446.644 ofwel € 375.331, en de naheffingsaanslag bij de uitspraak op het bezwaar verminderd tot € 4.278.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep tegen de onderhavige naheffingsaanslag is nog slechts in geschil op welke wijze de vermindering van de heffingsmaatstaf met toepassing van het Besluit, moet worden toegepast.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de bouwtermijnen inclusief omzetbelasting in mindering kunnen worden gebracht, derhalve tot het bedrag van € 446.644.
De Inspecteur verdedigt dat slechts de bouwtermijnen, exclusief omzetbelasting, op grond van het Besluit in mindering op de heffingsmaatstaf kunnen worden gebracht.
Belanghebbende heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het Hof.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.