Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4933, 16/01143
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4933, 16/01143
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 juni 2017
- Datum publicatie
- 23 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:4933
- Zaaknummer
- 16/01143
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Ontvankelijkheid hoger beroep. Geldlening aan werkgever. Verlies. Negatief loon?
Uitspraak
Belastingkamer
Locatie Arnhem
nummer 16/01143
uitspraakdatum: 13 juni 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 juli 2016, nummer AWB 16/641, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.236 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 72. Tevens is een bedrag van € 250 aan belastingrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 3 december 2014 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 28 juli 2016 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft bij brief van 6 september 2016, ingekomen bij het Hof op 12 september 2016, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2017 te Arnhem. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [A] . Namens de Inspecteur is verschenen mr. [B] .
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende was in 2007 en 2008 in dienstbetrekking werkzaam bij [C] BV te [D] (hierna: de werkgever).
In de periode van april 2007 tot en met augustus 2008 is het nettoloon voor een totaalbedrag van € 38.000 niet aan belanghebbende uitbetaald. De werkgever heeft loonheffing ingehouden op het brutoloon en afgedragen. Belanghebbende heeft het brutoloon aangegeven in de aangiften IB/PVV.
Voornoemde loonvordering ten bedrage van € 38.000 is bij overeenkomst van 1 augustus 2008 omgezet in een vordering uit geldlening ten bedrage van € 38.000. Blijkens deze overeenkomst bedraagt de rente 5,1 percent per jaar en zal de werkgever het bedrag in 38 maandelijkse termijnen van € 1.000 aflossen. Belanghebbende heeft de geldlening verstrekt om een faillissement van de werkgever te voorkomen en aldus haar baan te kunnen behouden.
De werkgever heeft nimmer afgelost of rente betaald op de geldlening. De werkgever is in 2011 gefailleerd. De dienstbetrekking van belanghebbende is daardoor beëindigd. Belanghebbende heeft haar vordering uit de geldlening aangemeld bij de curator. In 2012 is gebleken dat deze vordering niet zal worden voldaan.
Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV 2012 een negatief loon van € 38.000 in aanmerking genomen. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag deze aftrek gecorrigeerd.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het aangaan van de geldlening heeft gestrekt tot behoud van belanghebbendes dienstbetrekking, dat de vordering uit geldlening door het faillissement van de werkgever haar waarde heeft verloren en dat die waardevermindering niet als negatief loon op het inkomen in mindering kan worden gebracht.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende het verlies op haar vordering uit de geldlening aan de werkgever als negatief loon in aanmerking kan nemen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 72, en tot vaststelling van een verlies uit werk en woning van € 6.764. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.