Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4955, 16/00613
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4955, 16/00613
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 juni 2017
- Datum publicatie
- 16 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:4955
- Zaaknummer
- 16/00613
Inhoudsindicatie
De in beroep en hoger beroep bestreden informatiebeschikking vervalt omdat hangende het beroep de betreffende belastingaanslagen zijn vastgesteld. De rechtbank had om die reden het beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 16/00613
uitspraakdatum: 13 juni 2017
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 april 2016, nummer LEE 15/803, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Ten aanzien van belanghebbende is voor de jaren 2010 en 2011 (inkomstenbelasting), respectievelijk voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 (omzetbelasting), een informatiebeschikking genomen, gedagtekend 31 mei 2013.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de informatiebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 21 april 2016 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft in eerste instantie plaatsgevonden op 11 januari 2017 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] . Het van de zitting opgemaakte proces-verbaal is aan partijen toegezonden.
De voorzitter heeft vervolgens het onderzoek heropend voor een nadere, inhoudelijke behandeling van de zaak. De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2017 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
De Inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2010 en 2011 respectievelijk de omzetbelasting over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011.
De Inspecteur heeft met dagtekening 31 mei 2013 ten aanzien van belanghebbende op de voet van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een informatiebeschikking genomen wegens het niet voldoen aan de administratieverplichting van artikel 52 AWR met betrekking tot de inkomstenbelasting over de jaren 2010 en 2011 en met betrekking tot de omzetbelasting over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011.
Belanghebbende is bij brief van 8 juli 2013 in bezwaar gekomen tegen de informatiebeschikking.
Tot de gedingstukken behoort de uitspraak op bezwaar met dagtekening 23 mei 2014. De uitspraak op bezwaar is als volgt geadresseerd:
[D] .
t.a.v. de heer [A]
[a-straat]
[E] .
Bij brief van 4 februari 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende het rapport van het boekenonderzoek, met dagtekening 3 februari 2015, toegestuurd. Onder 5 van dit rapport, ‘Informatiebeschikking’, is onder meer vermeld:
“(…) De belastingplichtige heeft op 9 juli 2013 bezwaar gemaakt deze informatiebeschikking. Op 23 mei 2014 is uitspraak gedaan op bezwaar. Een kopie van de uitspraak is als bijlage toegevoegd.”.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank met een beroepschrift, gedagtekend 27 februari 2015, bij de Rechtbank binnengekomen op 2 maart 2015.
De navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting over 2010 en 2011 respectievelijk de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 mei 2010 tot en met 31 december 2011 zijn opgelegd op 25 april 2015, 6 mei 2015 en 25 april 2015.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende tijdig in beroep is gekomen tegen de hiervoor – onder 2.4 – bedoelde uitspraak op bezwaar, en, zo zulks het geval is, of de informatiebeschikking moet worden vernietigd.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en heeft het Hof verzocht de zaak zelf af te doen. Hij concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de bestreden informatiebeschikking.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor - onder 3.1 - vermelde vragen ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.