Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5152, 16/00548
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5152, 16/00548
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 juni 2017
- Datum publicatie
- 23 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:5152
- Zaaknummer
- 16/00548
Inhoudsindicatie
Belanghebbende kan aan de automatisch verstrekte VAR-wuo het rechtens te honoreren vertrouwen ontlenen dat de opbrengst uit haar werkzaamheden als tandarts winst uit onderneming vormt.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Zittingsplaats Leeuwarden
nummer 16/00548
uitspraakdatum: 21 juni 2017
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst MKB/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 april 2016, nummer LEE 14/2442, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.591. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 760. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 3.049.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 19 april 2016 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de bestreden aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een verzamelinkomen van € 67.239, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, alsmede gelast dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2017 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door haar gemachtigde drs. [A] , alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door [C] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is werkzaam als tandarts.
Belanghebbende heeft op 27 juni 2005 met [D] een “Overeenkomst van praktijkmedewerking met premieplicht” gesloten.
Belanghebbende beschikt ten behoeve van haar werkzaamheden betreffende het onderhavige belastingjaar over een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) winst uit onderneming. Belanghebbende beschikt voor de jaren 2005 tot en met 2009, 2011 en 2012 eveneens over een VAR winst uit onderneming.
Op 20 juni 2012 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld, waarvan het rapport met dagtekening 25 juli 2012 bij brief van 14 augustus 2012 aan belanghebbende is gezonden. Het controlerapport geeft weer dat de aanvaardbaarheid van de aangifte in de IB/PVV voor 2010 is onderzocht en dat de Inspecteur de controle heeft uitgebreid naar de jaren 2007, 2008 en 2009. De conclusie van het rapport is dat geen sprake is van ondernemerschap voor de inkomstenbelasting. Voorgesteld wordt om de ondernemersfaciliteiten te corrigeren.
Met dagtekening 28 juni 2013 heeft de Inspecteur aan belanghebbende onderhavige aanslag in de IB/PVV voor 2010 opgelegd. Het aangegeven inkomen is als volgt gecorrigeerd:
Aangegeven inkomen € 66.583
Correcties:
Kosten 656
Zelfstandigenaftrek 4.574
MKB winstvrijstelling 9.407
Dotatie FOR 7.371
€ 22.008
Vastgesteld belastbaar inkomen € 88.591
Bij brief van 27 juni 2013 heeft gemachtigde van belanghebbende tegen deze aanslag (zie 2.5) bezwaar gemaakt. Na een opsomming van feiten en omstandigheden komt de gemachtigde onder meer tot de volgende conclusie: ”Gelet op bovenstaande ben ik van mening dat er geen sprake is van enige gezagsverhouding en derhalve ook niet van een loondienst verband. Gelet op bovenstaande acht ik fiscaal ondernemerschap aanwezig. Steun voor mijn opvatting vind ik in uitspraken van onder meer rechtbank Breda dd 10 augustus 2009 nr AWB 08/3220 en gerechtshof Amsterdam dd 31 januari LJN BZ0443. Ook vind ik steun voor mijn standpunt in bijgevoegde uitspraak waarin de rechtbank Breda waarin ik geprocedeerd heb inzake een VAR WUO. (…)”.
Bij uitspraak op bezwaar is de Inspecteur gedeeltelijk aan belanghebbendes bezwaren - alleen met betrekking tot de opgelegde vergrijpboete - tegemoetgekomen. De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende wat betreft de kwalificatie van het inkomen en de daarmee samenhangende ondernemersfaciliteiten afgewezen.
Tot de gedingstukken behoren de VAR-verklaringen voor de jaren 2007, 2008 en 2009. De vragen en antwoorden zijn onder andere als volgt weergegeven:
Aanvraag VAR 2007:
2a: Omschrijving van de werkzaamheden waarvoor u de Verklaring arbeidsrelatie aanvraagt Tandheelkundige behandelingen
2e: Hoeveel opdrachtgevers verwacht u? minder dan drie
2f: Hoeveel opdrachtgevers had u in het jaar voorafgaand? minder dan drie
3e: Worden de inkomsten hoofdzakelijk behaald bij één opdrachtgever? ja
4a: Verstuurt u facturen voor de werkzaamheden waarvoor u deze verklaring aanvraagt? ja
4f: Investeert u jaarlijks voor meer dan € 2.500? nee
4g: Verricht u deze werkzaamheden op de locatie van uw opdrachtgever? Ja
Aanvraag VAR 2008:
2a: Omschrijving van de werkzaamheden waarvoor u de Verklaring arbeidsrelatie aanvraagt Het verrichten van tandheelkundige werkzaamheden.
2e: Hoeveel opdrachtgevers verwacht u? minder dan drie
2f: Hoeveel opdrachtgevers had u in het jaar voorafgaand? minder dan drie
3e: Verwacht u dat de inkomsten in het jaar waarvoor u de verklaring aanvraagt voor meer dan 70% worden behaald bij één opdrachtgever? Ja
4a: Verstuurt u facturen voor de VAR-werkzaamheden waarvoor u deze verklaring aanvraagt? ja
4f: Investeert u jaarlijks voor meer dan € 2.500? ja, rekening houdend met beroepskosten
4g: Verwacht u de VAR-werkzaamheden meestal op de locatie van uw opdrachtgever te verrichten? Ja .
Aanvraag VAR 2009:
2a: Omschrijving het verrichten van tandheelkundige behandelingen
2e: Aantal opdrachtgevers minder dan drie
2f: Aantal opdr. gevers vorig jaar minder dan drie
3e: Hoofdzakelijk bij 1 opdr. gever ja
4a: Facturen ja
4f: Investering meer dan € 2.500 ja .
Bij brief van 13 april 2015 is door de Inspecteur de (aanvraag van de VAR 2010, in de vorm van een uitdraai uit het computersysteem van de VAR-aanvragen overgelegd. De antwoorden op de volgende vragen in deze aanvraag luiden als volgt:
2a: Omschrijving het verrichten van tandheelkundige behandelingen
2e: Aantal opdrachtgevers: minder dan drie
2f: Aantal opdr. gevers vorig jaar minder dan drie
3e: Hoofdzakelijk bij 1 opdr. gever ja
4a: Facturen ja
4f: Investering meer dan € 2.500 ja .
Tot de gedingstukken behoort een brief van de Inspecteur van 31 augustus 2009 aan belanghebbende betreffende de automatische verstrekking van de VAR 2010. In deze brief is onder andere het volgende aan belanghebbende medegedeeld:
“Wij sturen iedereen die aan de volgende voorwaarden voldoet, automatisch een Verklaring arbeidsrelatie (VAR):
- U hebt de afgelopen drie jaar een VAR aangevraagd.
- U hebt telkens een VAR voor hetzelfde soort werk aangevraagd.
- U hebt het werk onder vergelijkbare omstandigheden uitgevoerd.
- U hebt telkens eenzelfde VAR van ons gekregen.
- Wij hebben de VAR’s in de tussentijd niet herzien.
Beslissing
U voldoet aan de voorwaarden voor een automatisch verstrekte VAR. Daarom krijgt u deze VAR.
VAR Winst uit onderneming
Net als de afgelopen drie jaar krijgt u van ons een VAR winst uit onderneming voor de volgende werkzaamheden (de zogenaamde VAR-werkzaamheden): het verrichten van tandheelkundige werkzaamheden
Deze VAR is geldig van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. (…).”.
De VAR winst uit onderneming (wuo) voor het jaar 2010 is door de Inspecteur niet herzien, evenmin als de VAR-wuo voor de jaren 2007, 2008 en 2009.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de opbrengst van belanghebbendes werkzaamheden als tandarts winst uit onderneming vormt, althans of belanghebbende aan de verstrekte VAR het rechtens te honoreren vertrouwen kan ontlenen dat zulks het geval is.
De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Belanghebbende beantwoordt de hiervoor - onder 3.1 - vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.