Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5326, 16/00233 t/m 16/00242
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5326, 16/00233 t/m 16/00242
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 juni 2017
- Datum publicatie
- 28 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:5326
- Zaaknummer
- 16/00233 t/m 16/00242
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Schending hoorplicht? Drie keer verplaatste hoorzitting.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 16/00233 tot en met 16/00242
uitspraakdatum: 27 juni 2017
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 januari 2016, nummers AWB 15/3619 tot en met 15/3628, in het geding tussen de heffingsambtenaar en
Woningbouwvereniging [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarden van de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [a-straat] 17 (met 17A), [b-straat] 1 (met A t/m M), [c-straat] 25, [d-straat] 9 en 11, [e-straat] 16 (met 16A en 16B), [f-straat] 18 en 22 en [g-straat] 44 en 46, alle te [A] (hierna: de woningen), per waardepeildatum 1 januari 2014, vastgesteld voor het kalenderjaar 2015 op respectievelijk € 506.000, € 1.310.000, € 524.000, € 197.000, € 233.000, € 994.000, € 262.000, € 491.000, € 358.000 en € 391.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn de aanslagen onroerendezaakbelasting 2015 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd, de heffingsambtenaar opgedragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van € 992 en de heffingsambtenaar gelast het griffierecht van € 331 te vergoeden.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woningen en heeft bezwaar gemaakt tegen de desbetreffende WOZ-beschikkingen en aanslagen OZB. In haar bezwaarschrift heeft belanghebbende verzocht te worden gehoord.
In zijn brief van 12 mei 2015 schrijft de heffingsambtenaar onder meer:
“In uw bezwaarschriften geeft u aan dat u gehoord wilt worden.
(…)
De hoorzitting zal worden gehouden op 28 mei 2015 van 11.00 – 12.00 uur. (…)”
Bij e-mail van 25 mei 2015 reageert belanghebbende op de brief van 12 mei 2015. Belanghebbende verzoekt of het mogelijk is de hoorzitting te verplaatsen naar een datum die minimaal twee weken verder ligt dan 28 mei 2015.
Op 26 mei 2015 corresponderen partijen per e-mail over een hoorzitting. De heffingsambtenaar antwoordt op de e-mail van belanghebbende van 25 mei 2015 dat de hoorzitting vanwege de planning niet verplaatst kan worden naar een latere datum. De heffingsambtenaar geeft aan dat eventueel telefonisch gehoord kan worden. Op dezelfde dag reageert belanghebbende dat zij niet in de gelegenheid is om op de hoorzitting van 28 mei 2015 te verschijnen en dat zij de voorkeur geeft aan een donderdag, bijvoorbeeld op 18 en 25 juni of 30 juli of een van de donderdagen daarna. Daarbij vermeldt belanghebbende dat zij niet afziet van de hoorzitting. Daarop antwoordt de heffingsambtenaar dat de door belanghebbende genoemde data niet mogelijk zijn en dat de hoorzitting verplaatst kan worden naar vrijdag 29 mei 2015 van 10.00 – 11.00 uur. Tevens herhaalt hij zijn aanbod om dan telefonisch te horen. Als belanghebbende geen gebruik maakt van deze uitnodiging gaat de heffingsambtenaar ervan uit dat belanghebbende afziet van haar recht gehoord te worden. Vervolgens geeft belanghebbende meteen aan dat zij niet in de gelegenheid is om van de hoorzitting op 29 mei 2015 gebruik te maken. Belanghebbende herhaalt haar eerder genoemde mogelijke data en noemt als extra datum 24 juni 2015, alsmede alle dagen na 30 juli 2015, indien een donderdag niet schikt. Belanghebbende vermeldt wederom in haar reactie dat zij nimmer afziet van de hoorzitting.
Op 27 mei 2015 antwoordt de heffingsambtenaar per e-mail dat de door belanghebbende voorgestelde data niet mogelijk zijn. In een laatste poging de hoorzitting toch door te laten gaan, verplaatst de heffingsambtenaar deze naar maandag 1 juni van 14.00 – 15.00 uur. Opnieuw merkt de heffingsambtenaar op dat hij ervan uitgaat dat belanghebbende afziet van het recht gehoord te worden, indien zij niet verschijnt. Daarop antwoordt belanghebbende dat het niet mogelijk is op de hoorzitting te verschijnen. Vervolgens stelt belanghebbende de eerder genoemde data van 18, 24 en 25 juni en alle dagen met ingang van 30 juli voor. Daarbij merkt belanghebbende wederom op dat zij in het geheel niet afziet van de hoorzitting.
De heffingsambtenaar heeft op 13 juni 2015 uitspraak op bezwaar gedaan zonder belanghebbende te horen.
3 Geschil
In geschil is of de hoorplicht is geschonden.