Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5537, 16/00734
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5537, 16/00734
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 juli 2017
- Datum publicatie
- 28 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:5537
- Zaaknummer
- 16/00734
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Reisaftrek. Reizen met openbaar vervoer niet mogelijk. Discriminatie door wetgever?
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummer: 16/00734
uitspraakdatum: 4 juli 2017
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 mei 2016, nummer AWB 15/6496, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.391 (hierna: de aanslag). Aan belastingrente is daarbij bij beschikking een bedrag berekend van € 56 (hierna: de beschikking).
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 26 mei 2016 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2017 te Arnhem. Belanghebbende is daar zonder kennisgeving niet verschenen. Belanghebbende is bij aangetekende brief van 6 maart 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL op 7 maart 2017 om 18.14 uur is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, uitgenodigd voor de zitting. Namens de Inspecteur is verschenen en gehoord [A] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.355, bestaande uit inkomen uit tegenwoordige arbeid ter grootte van € 19.391, verminderd met een reisaftrek van € 2.036.
Belanghebbende heeft tussen woning en werk niet met het openbaar vervoer gereisd. Belanghebbende heeft van zijn werkgever geen reiskostenvergoeding ontvangen.
Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 30 september 2015 ongegrond verklaard. Het tegen die uitspraken op bezwaar door belanghebbende bij de Rechtbank ingediende beroep is bij uitspraak van de Rechtbank van 26 mei 2016 ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende recht heeft op de reisaftrek en of belanghebbende een bedrag van € 192 – wegens terugbetaalde bijstand – als negatief inkomen in aftrek mag brengen. Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij door de praktische omstandigheden, namelijk het verrichten van arbeid op tijden waarop geen openbaar vervoer beschikbaar is, wordt gediscrimineerd ten opzichte van belastingplichtigen die wel gebruik kunnen maken van openbaar vervoer, dat er sprake is van rechtsongelijkheid die in strijd is met artikel 1 van de Grondwet en artikel 14 van het EVRM, dat de mogelijkheid bestaat dat de werkgever een onbelaste vergoeding kan geven voor de kosten verbonden aan het gebruik van een privéauto voor woon-werkverkeer, dat hij zeer onredelijk wordt behandeld en dat de Inspecteur hem een onbelaste vergoeding van € 0,19 per kilometer (in totaal € 3.480) dient toe te kennen. Verder betoogt belanghebbende dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij (8 x € 24 =) € 192 aan bijstand heeft terugbetaald.
De Inspecteur stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat de Rechtbank een juiste beslissing heeft genomen.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.745 en dienovereenkomstige vermindering van de beschikking.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.