Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5575, 16/01055

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5575, 16/01055

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
4 juli 2017
Datum publicatie
28 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:5575
Zaaknummer
16/01055

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Procesbelang? Proceskosten.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 16/01055

uitspraakdatum: 4 juli 2017

Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbenden)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 juli 2016, nummer Awb 16/809, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarden van [a-straat] 4 en 6 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2014, voor het jaar 2015 vastgesteld op respectievelijk € 698.000 en € 452.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn voorts aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) vastgesteld op € 829,92 en € 537,43.

1.2

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking en aanslag van [a-straat] 6.

1.3

De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 12 juli 2016 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en heeft de heffingsambtenaar opgedragen opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2017 te Arnhem. Daarbij is verschenen [A] als de gemachtigde van belanghebbende. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [B] , bijgestaan door taxateur ing. [C] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft beroep bij de Rechtbank ingesteld omdat hij het niet eens is met de uitspraak op bezwaar, waarin is beslist dat de WOZ-waarde van [a-straat] 6 te [Z] op de waardepeildatum 1 januari 2014 niet te hoog is vastgesteld. In beroep heeft belanghebbende primair het standpunt ingenomen dat de objectafbakening van [a-straat] 4 en 6 niet juist is en subsidiair, dat de WOZ-waarden van [a-straat] 4 en 6 tezamen niet hoger dan € 850.000 kunnen zijn.

2.2

De Rechtbank heeft beslist dat belanghebbende de grief omtrent de objectafbakening niet pas in de beroepsfase aan de orde kan brengen. De Rechtbank heeft die grief daarom buiten beschouwing gelaten. Voorts heeft de Rechtbank beslist dat de heffingsambtenaar de door hem vastgestelde waarde van [a-straat] 6 niet aannemelijk heeft gemaakt omdat niet duidelijk is geworden hoe dat object wordt gebruikt en of het gebruik van invloed is op de waarde van het object. De Rechtbank heeft daarom het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar opgedragen opnieuw op belanghebbendes bezwaar te beslissen. Tevens heeft de Rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

2.3

Belanghebbende heeft op 21 augustus 2016, bij het Hof binnengekomen op 23 augustus 2016, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende stelt dat de grief over de objectafbakening ten onrechte niet is behandeld en, subsidiair, dat de WOZ- waarden van [a-straat] 4 en 6 te hoog zijn vastgesteld. Bovendien acht belanghebbende de beslissing ter zake van de terugwijzing naar de heffingsambtenaar onjuist. Belanghebbende verzoekt het hoger beroep gegrond te verklaren, de beschikkingen van [a-straat] 4 en 6 te vernietigen en de heffingsambtenaar op te dragen nieuwe beschikkingen vast te stellen met inachtneming van de juiste objectafbakening. Subsidiair verzoekt hij het Hof de beschikte waarden te verlagen. Tevens verzoekt hij het Hof de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.

2.4

In zijn verweerschrift in hoger beroep van 13 december 2016 schrijft de heffingsambtenaar dat naar aanleiding van de terugwijzing door de rechtbank, taxateur ing. [C] de objectafbakening heeft gecontroleerd, dat hij heeft geconstateerd dat deze onjuist is en dat de beschikkingen vernietigd zullen worden. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar verklaard dat de WOZ-beschikkingen van [a-straat] 4 en [a-straat] 6 reeds zijn vernietigd en dat er inmiddels een nieuwe beschikking is vastgesteld.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

In geschil is primair de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het hoger beroep ontvankelijk en gegrond is en dat recht bestaat op een proceskostenvergoeding voor de hogerberoepsfase, waarbij moet worden uitgegaan van een wegingsfactor 1. De heffingsambtenaar is van mening dat het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk dan wel ongegrond moet worden verklaard. In het geval van een gegrond hoger beroep dient bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding van wegingsfactor 0,5 te worden uitgegaan.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing