Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:613, 16/00072 en 16/00073
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:613, 16/00072 en 16/00073
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 31 januari 2017
- Datum publicatie
- 10 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:613
- Formele relaties
- Cassatie:
- Zaaknummer
- 16/00072 en 16/00073
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Verklaring voor recht.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 16/00072 en 16/00073
uitspraakdatum: 31 januari 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 december 2015, nummers AWB 14/6816 en AWB 14/6817, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting (hierna: VB) opgelegd. Tevens is bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen deze navorderingsaanslagen en heffingsrentebeschikkingen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft belanghebbende ingetrokken (zie 2.6).
De ontvanger heeft met betrekking tot deze navorderingsaanslagen dwangbevelen betekend en daarbij kosten in rekening gebracht.
Belanghebbende is ter zake van de navorderingsaanslagen, de heffingsrentebeschikkingen en de invorderingskosten in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard met betrekking tot het beroep ter zake van de navorderingsaanslagen en de heffingsrentebeschikkingen. De Rechtbank heeft voorts het beroep met betrekking tot de invorderingskosten niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank ter zake van de navorderingsaanslagen en de heffingsrentebeschikkingen hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat het hoger beroep geen betrekking heeft op de invorderingskosten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. De Inspecteur was niet ter zitting vertegenwoordigd. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Bij brief van 12 januari 2017, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht, heeft de Inspecteur bericht dat hij door miscommunicatie in de veronderstelling verkeerde dat de aanvangstijd van de zitting was gewijzigd. In deze brief verzoekt de Inspecteur het onderzoek te heropenen. Het Hof is echter van oordeel dat het onderzoek in deze zaak volledig is geweest, zodat geen aanleiding bestaat voor heropening. De gestelde miscommunicatie blijft voor rekening van de Inspecteur, nu het tegendeel niet is gesteld of gebleken. Bovendien is de Inspecteur, gelet op de hierna te nemen beslissing, niet geschaad door zijn afwezigheid ter zitting.
2 De vaststaande feiten
Met dagtekening 21 december 2009 heeft belanghebbende aan de Inspecteur een ‘Verklaring Vrijwillige verbetering Buitenlands vermogen’ doen toekomen. In een bijlage staat: ‘Totaal huidig saldo: € 3.008.071,00’.
Met dagtekening 31 december 2009 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV 1997 van € 69.973 en een navorderingsaanslag VB 1998 van € 13.932 opgelegd. Bij beschikkingen is respectievelijk € 43.102 en € 8.581 heffingsrente in rekening gebracht. Tegen deze navorderingsaanslagen en heffingsrentebeschikkingen is namens belanghebbende bij brief van 21 januari 2010 bezwaar gemaakt.
Voorts heeft de Inspecteur belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV 2004 opgelegd.
In augustus/september 2010 hebben belanghebbende en de Inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten. In een verslag van onderzoek van 17 februari 2011 heeft de Inspecteur de verschuldigde belasting en premie als volgt berekend:
inkomstenbelasting 1997 tot en met 2000 |
€ 116.415 |
||
reeds opgelegd |
€ 69.973 |
||
|
€ 46.442 |
||
heffingsrente |
€ 48.727 |
||
reeds opgelegd |
€ 43.102 |
||
|
€ 5.625 |
||
|
€ 52.067 |
||
inkomstenbelasting 2001 tot en met 2008 (excl. 2004) |
€ 268.611 |
||
heffingsrente |
€ 53.693 |
||
|
€ 322.304 |
||
vermogensbelasting 1998 tot en met 2000 |
€ 33.117 |
||
reeds opgelegd |
€ 13.932 |
||
|
€ 19.185 |
||
heffingsrente |
€ 13.173 |
||
reeds opgelegd |
€ 8.581 |
||
|
€ 4.592 |
||
|
€ 23.777 |
||
totaal |
€ 398.148 |
In februari 2011 hebben belanghebbende en de Inspecteur een nadere vaststellingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst staat onder meer:
“Partijen geven, uitsluitend uit praktische overweging, de voorkeur aan het opleggen (…) van één navorderingsaanslag inkomstenbelasting in Box III over het jaar 2007 in plaats van diverse belastingaanslagen met heffingsrente (beschikkingen) over de periode 1997 en 1999 tot en met 2003 alsmede de periode 2005 tot en met 2008. (…) De reeds, ter behoud van rechten, opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 1997/vermogensbelasting 1998 zullen als zodanig in stand blijven en worden verrekend met het totaal verschuldigde bedrag. Uit het bijgevoegde verslag van onderzoek d.d. 17 februari 2011 blijkt duidelijk op welke wijze deze verrekening heeft plaatsgevonden. De reeds ingediende pro-forma bezwaarschriften tegen deze aanslagen zijn hierbij ingetrokken. (…) Zoals uit het verslag van onderzoek van 17 februari 2011 blijkt zal er over het jaar 2007 één navorderingsaanslag inkomstenbelasting in Box III worden opgelegd tot een bedrag van € 398.148 inclusief de heffingsrente. Deze aanslag heeft betrekking op de jaren 1997, 1999 tot en met 2003 alsmede de jaren 2005 tot en met 2008.”
Met dagtekening 27 april 2011 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV 2007 van € 398.148 opgelegd.
3 Het geschil
In geschil is of de hiervoor aangehaalde vaststellingsovereenkomst meebrengt dat de onder 2.2 vermelde navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 en VB 1998 en heffingsbeschikkingen moeten worden vernietigd.