Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6307, 16/00612

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6307, 16/00612

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 juli 2017
Datum publicatie
4 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:6307
Zaaknummer
16/00612

Inhoudsindicatie

BPM. Invoer schade-auto. Bewijslastverdeling. Omvang schade.

Uitspraak

Belasting

Locatie Arnhem

nummer 16/00612

uitspraakdatum: 25 juli 2017

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] C.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 april 2016, nummer LEE 15/2751 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 1.753. Daarbij is voorts een boete opgelegd van € 876 en belastingrente in rekening gebracht van € 17.

1.2

Na in gebreke te zijn gesteld heeft de Inspecteur alsnog uitspraak op bezwaar gedaan. Bij afzonderlijke brief heeft de Inspecteur aan belanghebbende een dwangsom toegekend van € 980.

1.3

De Rechtbank heeft het beroep voor wat betreft het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, het beroep tegen de uitspraken op bezwaar voor zover dit de proceskosten gegrond verklaard en deze vastgesteld op een bedrag van € 431, de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd en de door belanghebbende in beroep gemaakte proceskosten berekend op een bedrag van € 992.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 29 juni 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] .

1.7

Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende exploiteert een autohandel- en autoschadeherstelbedrijf. Zij heeft op 21 maart 2014 in Duitsland van een handelaar een personenauto gekocht van het merk Volkswagen, Tiguan 2.0 TDI Sport & Style, VIN [00000] (hierna: de auto) voor een bedrag van € 15.800 zonder omzetbelasting.

2.2

De datum van de eerste toelating van de auto is 21 januari 2011.

2.3

Belanghebbende heeft ter zake van de auto op 14 april 2014 aangifte voor de BPM gedaan. In overeenstemming met deze aangifte heeft zij een bedrag van € 1.725 aan BPM voldaan.

2.4

Bij de aangifte is een taxatierapport van 7 april 2014, opgemaakt door [D] , werkzaam voor [E] bv (hierna: de taxateur van belanghebbende), overgelegd.

2.5

In het taxatierapport is een handelsinkoopwaarde vermeld van de auto van € 8.054, gebaseerd op een koerslijstwaarde (Eurotaxglass’s) van € 16.241 verminderd met een zogenoemde schadecalculatie ten bedrage van € 8.187. De auto had ten tijde van de aangifte een leeftijd van drie jaar en twee maanden, een kilometerstand van 123.357 en verkeerde volgens het bij de aangifte overgelegde taxatierapport behoudens de schade in normale staat.

2.6

Beide partijen gaan ervan uit dat de historische nieuwprijs van de te hanteren referentieauto € 42.610 en de historische bruto BPM € 9.124 bedraagt.

2.7

Bij het vaststellen van de onderhavige naheffingsaanslag BPM is de Inspecteur, naast de onder 2.6 vermelde gegevens, van de volgende gegevens uitgegaan: een handelsinkoopwaarde van de auto van € 16.241, gebaseerd op door belanghebbende gehanteerde Eurotaxglass’s koerslijstwaarde. De Inspecteur heeft op deze handelsinkoopwaarde geen schadebedrag in mindering gebracht, hetgeen resulteert in een afschrijving van 61,88 % en een bedrag aan verschuldigde BPM van € 3.478.

2.8

Met dagtekening 3 september 2014 heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 1.753 (€ 3.478 -/- € 1.725) alsmede rente- en boetebeschikkingen vastgesteld ten bedrage van € 17 respectievelijk € 876 (boete van 50%).

2.9

Belanghebbende heeft vervolgens bij brief van 9 juli 2015 beroep ingesteld bij de Rechtbank.

2.10

De Rechtbank heeft het beroep voor wat betreft de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.

2.11

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de naheffingsaanslag en boetebeschikking terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt die vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Voor de specifieke geschilpunten wordt verwezen naar onderdeel 4 van deze uitspraak.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank behoudens de beslissing omtrent de proceskostenvergoeding, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vernietiging dan wel vermindering van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing