Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6313, 16/00735 en 16/00736

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6313, 16/00735 en 16/00736

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 juli 2017
Datum publicatie
4 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:6313
Zaaknummer
16/00735 en 16/00736

Inhoudsindicatie

IB/PVV. ROW. Gelden uit PGB. Verzorging kleinzoon met PDD-NOS.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 16/00735 en 16/00736

uitspraakdatum: 25 juli 2017

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 juni 2016, nummers AWB 15/7765 en 15/7766, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. Voorts is bij beschikkingen belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in 2013 haar kleinzoon [A] , geboren [in] 1997, verzorgd. Het gehele jaar 2013 woonde de kleinzoon bij belanghebbende en haar echtgenoot. De kleinzoon heeft PDD-NOS.

2.2.

Ten behoeve van de kleinzoon is in 2013 een persoonsgebonden budget (PGB) aangevraagd en toegekend. Belanghebbende heeft in 2013 uit het PGB van haar kleinkind een bedrag van € 5.220 ontvangen. Blijkens het Renseignementen Informatie Systeem (RIS) van de Belastingdienst heeft belanghebbende inkomen uit zorgverlening genoten ten bedrage van € 5.220. € 3.330 in de periode 1 januari 2013 tot met 30 juni 2013 en € 1.920 in de periode 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013.

2.3.

In het indicatiebesluit (februari 2013) is onder meer het volgende opgenomen:

“De zorg die u als opvoeders levert aan [A] overstijgt de gebruikelijke zorg voor een kind van deze leeftijd met meer dan een uur per dag. Op de vragenlijsten waarop de beperkingen gescoord worden scoort hij met name op het gebied van de sociale redzaamheid op de meeste punten matig.

Voor [A] is kortdurend verblijf noodzakelijk in verband met zijn beperkingen en belemmeringen, voortkomend uit zijn psychiatrische stoornis. Als gevolg daarvan is [A] aangewezen op constante alertheid en permanent toezicht.

De grootouders van [A] dreigen overbelast te raken, de draagkracht en draaglast zijn uit evenwicht als gevolg van de gedragsproblemen [A] . Daarom is verlichting in de zorg noodzakelijk.”

2.4.

In haar aangifte IB/PVV 2013 heeft belanghebbende een bedrag van € 239 als resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven. Dit bedrag is in de aangifte als volgt gespecificeerd:

Inkomsten PGB [A] € 1.920

af: autokosten 3632 km x 0,19 € 690

af: kosten vakantie [A] € 741

af: bijkomende uitgaven € 250

Resultaat uit overige werkzaamheden € 239

2.5.

In reactie op een vragenbrief van de Inspecteur van 9 juni 2015, waarin wordt verzocht om informatie toe te sturen met betrekking tot het onder 2.4 vermelde resultaat uit overige werkzaamheden, heeft de accountant die de aangifte namens belanghebbende heeft ingediend aan de Inspecteur bij brief van 23 juni 2015 onder meer het volgende geschreven:

“In de aangifte is € 1.920,- aan inkomsten uit PGB opgegeven. Hiervan is een opgave bijgevoegd waarop het inkomen en de naam en adresgegevens van de budgethouder staan vermeld.

Het gaat hier om een kleinkind van de heer en mevrouw [X] , waarvoor zij samen langere tijd hebben gezorgd. In de periode waarin er een PGB is toegekend heeft de kleinzoon bij hun ingewoond en zijn de kosten veel hoger geweest dan de inkomsten uit het PGB. Van eten en drinken, gebruik energie e.d. zijn natuurlijk geen bewijsstukken van Daarom is alleen een betaalde vakantie naar Texel en gemaakte reiskosten (tegen 19 cent per km.) in aftrek meegenomen.”

2.6.

De Inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV en Zvw voor het jaar 2013 vastgesteld met dagtekening 21 oktober 2015 en is daarbij afgeweken van de ingediende aangifte. Daarbij heeft de Inspecteur het bedrag aan inkomsten uit PGB verhoogd met € 3.300 en de kosten vakantie (€ 741) en bijkomende uitgaven (€ 250) gecorrigeerd, zodat hij een resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking heeft genomen van € 4.530. De aanslag in de IB/PVV is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.034 en de aanslag in de Zvw naar een bijdrage-inkomen van € 4.530.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht en tot de juiste hoogte een bedrag als resultaat uit overige werkzaamheden ter zake van de ontvangsten uit het PGB in aanmerking heeft genomen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2.

Belanghebbende heeft zich – naar het Hof begrijpt – op het standpunt gesteld dat het uit het PGB genoten bedrag niet kan worden aangemerkt als inkomen, maar als een onkostenvergoeding. Daartoe heeft zij – samengevat – aangevoerd dat de PGB (op initiatief van Jeugdzorg) juist is aangevraagd om haar de mogelijkheid te geven even tot rust te komen. Belanghebbende en haar echtgenoot hadden namelijk 24 uur per dag de pleegzorg over hun kleinzoon, nadat deze door de rechter uit huis was geplaatst, en met het geld uit het PGB kon ervoor worden gezorgd dat de kleinzoon bepaalde weekenden en vakanties elders kon doorbrengen.

Belanghebbende concludeert – naar het Hof begrijpt – tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, alsmede tot vermindering van de aanslagen en de beschikkingen belastingrente.

3.3.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de vergoeding uit het PGB als inkomen belast is en geen onkostenvergoeding vormt. De Inspecteur heeft verder ook in hoger beroep – samengevat – aangevoerd dat belanghebbende niet het bewijs heeft geleverd dat er meer kosten zijn gemaakt ten behoeve van de door haar verrichte zorg dan de Inspecteur in aftrek heeft toegelaten. De Inspecteur heeft zich ter zitting van het Hof in dit verband evenwel nader op het standpunt gesteld dat voor het jaar 2013, in aanvulling op het reeds in aftrek toegelaten bedrag, alsnog een bedrag van € 250 in mindering kan worden gebracht op het resultaat uit overige werkzaamheden.

De Inspecteur concludeert, naar het Hof gelet op het hiervoor genoemde nadere standpunt ter zitting begrijpt, nader tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, alsmede tot vermindering van de aanslagen IB/PVV en Zvw, naar het Hof begrijpt, tot aanslagen berekend naar respectievelijk een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.784 en een bijdrage-inkomen van € 4.280, en tot dienovereenkomstige vermindering van de beschikkingen belastingrente.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing