Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:637, 16/00360 en 16/00361

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:637, 16/00360 en 16/00361

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
31 januari 2017
Datum publicatie
3 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:637
Formele relaties
Zaaknummer
16/00360 en 16/00361

Inhoudsindicatie

Niet afgedragen loonbelasting mag worden verrekend, omdat deze wel is ingehouden.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummers 16/00360 en 16/00361

uitspraakdatum: 31 januari 2017

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 februari 2016, nummers LEE 15/2240 en 15/2241, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 128.175. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 4.190.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.420. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 575. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 226.

1.3

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de aanslagen en beschikkingen gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 11 februari 2016 ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] .

1.8

De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende was vanaf 25 augustus 2009 directeur/enig aandeelhouder van het Bureau [D] BV. (hierna: de BV).

2.2

Op 8 september 2010 heeft belanghebbende de aandelen in de BV overgedragen aan [E] U.A. (hierna: de coöperatie). Belanghebbende was tot aan de ontbinding op 12 september 2013 bestuurder van deze coöperatie. Leden van de coöperatie waren belanghebbende en de Stichting [F] .

2.3

Belanghebbende was tot 30 april 2012 directeur van de BV. Vanaf 1 mei 2012 was hij als medewerker van de BV werkzaam. Tot 1 april 2012 was belanghebbende als enige tekeningsbevoegd voor alles wat de BV aanging.

2.4

Vanaf 1 april 2012 was [G] bestuurder van de BV.

2.5

Sinds 1 juni 2012 heeft belanghebbende geen salaris meer van de BV ontvangen.

2.6

Op 4 december 2012 is de BV in staat van faillissement verklaard. In het faillissementsverslag van 18 juni 2013 heeft de curator de volgende toelichting opgenomen:

„Op 28 maart jl. heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de curator en de heer [G] . Hieruit is gebleken, dat de heer [G] slechts op papier bestuurder is geweest van de gefailleerde vennootschap. Hij deelde mede geen inzage te hebben gehad in de administratie en het crediteurenbestand. Kortom, hij wist van niets.”

2.7

De maandaangiften in de loonheffing werden aanvankelijk, tot en met juli 2011, verzorgd door mevrouw [H] , die toen bij de BV werkzaam was, en daarna, tot en met oktober 2012, door [I] , werkzaam voor Administratiekantoor [J] .

2.8

Toen de BV in liquiditeitsproblemen raakte, besloot belanghebbende in 2010 de afgezonderde bedragen aan loonbelasting voorlopig niet af te dragen, met de bedoeling om alsnog tot afdracht over te gaan zodra de liquiditeitspositie van de BV dat toeliet.

2.9

De BV heeft tot en met oktober 2012 maandelijks aangifte gedaan, maar telkens de ingehouden loonbelasting niet afgedragen.

2.10

Op de balans van de BV stond per 31 december 2011 een schuld aan loonheffingen van € 166.560.

2.11

Belanghebbende heeft voor 2011 aangifte gedaan naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 243.507. Aan ingehouden loonbelasting heeft belanghebbende € 115.332 opgegeven.

2.12

De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag in de IB/PVV voor 2011 de aangifte als volgt gecorrigeerd:

Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 243.507

Af: niet afgedragen loonbelasting

115.332

Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning

128.175

2.13

Bij het opleggen van de aanslag is geen loonbelasting als voorheffing verrekend.

2.14

Belanghebbende heeft over het jaar 2012 geen aangifte in de IB/PVV gedaan. De aanslag in de IB/PVV voor 2012 is ambtshalve vastgesteld, in overeenstemming met de aangiften in de loonbelasting, op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.420. De ingehouden loonheffing bedroeg volgens deze aangiften € 11.662. Bij het vaststellen van de aanslag is geen loonbelasting als voorheffing verrekend.

2.15

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de ambtshalve vastgestelde aanslag in de IB/PVV voor 2012 en alsnog een aangifte ingediend over het jaar 2012. Daarbij heeft hij een inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking aangegeven van € 29.240 en een bedrag aan ingehouden loonbelasting van € 12.880.

2.16

De Inspecteur heeft de niet afgedragen loonbelasting over 2011 en 2012 nageheven bij de BV.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de ingehouden loonbelasting kan worden verrekend met de aanslagen in de inkomstenbelasting, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.

3.2

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij ten aanzien van het achterwege blijven van de afdracht van de loonbelasting te goeder trouw was en dat de verrekening op die grond niet had mogen worden geweigerd. Voorts heeft belanghebbende bezwaar tegen de vaststelling door de Rechtbank dat volgens voormeld faillissementsverslag is gebleken dat [G] slechts op papier bestuurder van de BV is geweest, geen inzage in de administratie heeft gehad en van niets wist. Ten slotte herhaalt hij de in eerste aanleg opgeworpen stelling dat de Inspecteur zijn recht tot het opleggen van de aanslagen heeft verwerkt, omdat de Belastingdienst het faillissement van de BV heeft uitgelokt.

3.3

De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd betwist.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vaststelling van de aanslagen conform de aangiften.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing