Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:639, 15/01361

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:639, 15/01361

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
31 januari 2017
Datum publicatie
3 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:639
Formele relaties
Zaaknummer
15/01361

Inhoudsindicatie

Belanghebbende maakt aftrek van een hoger bedrag aan zorgkosten niet aannemelijk.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 15/01361

uitspraakdatum 31 januari 2017

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

mevrouw [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 september 2015, nummer LEE 14/2917, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.418 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 466.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot € 23.262 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 september 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.758 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [B] . Belanghebbende is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Belanghebbende is uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep bij aangetekende brief van 10 november 2016 aan het adres [a-straat] 8 te [Z] . Blijkens informatie op de retour gezonden envelop is de uitnodiging niet afgehaald. Vervolgens heeft de griffier de uitnodiging op 5 december 2016 niet aangetekend aan belanghebbende verzonden.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft op 9 juni 2011 de aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2010 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (voor persoonsgebonden aftrek) van € 24.383 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312. Belanghebbende heeft in de aangifte een bedrag van in totaal € 17.427 aan uitgaven voor specifieke zorgkosten opgevoerd. Verhoogd met een bedrag van € 11.802 en na toepassing van een drempel van € 407, heeft zij een bedrag van € 28.822 als uitgaven voor specifieke zorgkosten in aftrek gebracht. Tevens heeft belanghebbende een bedrag van € 400 aan giften opgevoerd, en ter zake daarvan na toepassing van een drempel van € 246 een bedrag van € 154 aan giften in aftrek gebracht.

2.2

Belanghebbende heeft in de aangifte de volgende specifieke zorgkosten opgevoerd:

Genees- en heelkundige hulp

€ 2.100

Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte en invaliditeit

€ 475

Kosten medicijnen

€ 1.800

Uitgaven voor andere hulpmiddelen

€ 685

Uitgaven voor woningaanpassingen

€ 9.051

Uitgaven voor extra gezinshulp

€ 910

Dieetkosten

€ 1.656

Extra uitgaven voor kleding en beddengoed

€ 750

Totale specifieke zorgkosten (zonder verhoging)

€ 17.427

2.3

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 17 juni 2013 om bewijsstukken gevraagd voor de in de aangifte opgevoerde aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en van giften.

2.4

Belanghebbende heeft aan de Inspecteur informatie overgelegd, waarna de Inspecteur bij brief van 30 augustus 2013 heeft laten weten aanleiding te zien om af te wijken van de aangifte.

2.5

Belanghebbende verzocht de Inspecteur per fax van 2 september 2013 om rekening te houden met de betaalde hypotheekrente over 2010. De Inspecteur antwoordde daarop bij brief van 3 september 2013 dat belanghebbende daarvoor een bezwaar tegen de vast te stellen aanslag moest indienen, omdat de behandeling van de aangifte was afgesloten.

2.6

Met dagtekening 19 september 2013 heeft de Inspecteur de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2010 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.418 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312. Aan specifieke zorgkosten heeft de Inspecteur € 475 aan uitgaven voor vervoer en € 300 aan extra uitgaven voor kleding en beddengoed geaccepteerd. Na toepassing van de verhoging van de uitgaven voor specifieke zorgkosten (€ 597) en de drempel (€ 407) heeft hij een bedrag van € 965 in aftrek toegelaten. Voor het overige heeft de Inspecteur de aftrek van specifieke zorgkosten gecorrigeerd. Daarnaast is de giftenaftrek geweigerd.

2.7

Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een kopie van een deel van de dieetverklaring overgelegd. Ook heeft belanghebbende een verklaring van dr. [C] van 8 mei 2003 overgelegd, waarin is vermeld:

„Voor patiënte,

Mw. [X] , geb. [in] . 1955,

zijn een aantal aanpassing aan haar woning noodzakelijk.

Vanwege irreversibel CARA

dient bij voorkeur de gehele woning van patiente allergeen vrij gemaakt te worden, maar tenminste de slaapkamer.”

2.8

Tot de stukken van het geding behoort een ongedateerde aanvraag van belanghebbendes huisarts voor een MRI-scan van belanghebbende wegens buikklachten.

2.9

Tot de stukken van het geding behoren voorts een betalingsbewijs van [D] Hospital met dagtekening 10 mei 2010, volgens welke belanghebbende £ 1.073 voor een leverscan heeft betaald, en een bevestiging van een aanmelding van belanghebbende voor een MRI-onderzoek van de gehele wervelkolom en de bovenbuik, uit te voeren in het [E] te [F] op 17 maart 2010. De kosten van laatstbedoeld onderzoek beliepen € 1.294. Dit bedrag is in 2010 door belanghebbende per bank voldaan.

2.10

In een e-mail aan belanghebbende heeft een medewerkster van de klantenservice van [G] Zorgverzekeraar onder meer het volgende bericht:

„Vergoeding MRI

Een MRI Abdomen (prestatiecode: 081290): Kosten: € 187.21 Honorarium: van 1 januari 2010 tot 1 september 2010 € 74.26 en van 1 september 2010 tot 1 januari 2011 € 62.84.

In 2010 werd door ons geen verwijzing van een huisarts geaccepteerd voor een MRI-scan in Duitsland.

Declaraties uit Europa worden voor 80% van het in Nederland geldende tarief vergoed.”.

2.11

In de uitspraak op bezwaar van 2 juni 2014 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en gedeeltelijk toegewezen. Aan specifieke zorgkosten heeft de Inspecteur € 88 aan uitgaven voor andere hulpmiddelen geaccepteerd naast de reeds geaccepteerde bedragen. Na toepassing van de verhoging van de uitgaven voor specifieke zorgkosten (€ 665) en de drempel (€ 407) heeft de Inspecteur aldus een bedrag van € 1.121 aan specifieke zorgkosten in aftrek toegelaten. De Inspecteur heeft de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.262 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312.

2.12

In beroep heeft belanghebbende de opgevoerde aftrek van uitgaven voor medicijnen laten varen, en de opgevoerde aftrek van uitgaven voor extra gezinshulp en dieetkosten verminderd tot € 158,46 respectievelijk € 1.500. Voorts heeft zij als bijlage bij het beroepschrift een financieel jaaroverzicht gevoegd, waaruit blijkt dat over 2010 aan hypotheekrente totaal € 4.233,12 is betaald.

2.13

De Inspecteur heeft bij de Rechtbank het standpunt ingenomen dat de aftrek van de hypotheekrente van € 4.233,12 alsnog kan worden verleend, alsmede dat de uitgaven voor dieetkosten van € 1.500 in aanmerking kunnen worden genomen als specifieke zorgkosten. Ter zitting van de Rechtbank heeft de Inspecteur verklaard in verband hiermee de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2010 ambtshalve te hebben verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.588. De Inspecteur heeft daarbij voorts laten weten dat bij voormelde vermindering van de aanslag, waarbij een hypotheekrenteaftrek van € 4.233 is verleend, rekening is gehouden met de saldering van het huurwaardeforfait in verband met het vervallen van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (ten bedrage van € 1.215), zodat een aftrek in verband met eigen woning in aanmerking is genomen van € 3.019.

2.14

Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur verklaard dat voor de giftenaftrek rekening kan worden gehouden met in 2010 aan de Stichting [H] ( [H] ) gedane betalingen tot een bedrag van € 272,28, welke betalingen aftrekbaar zijn voor zover zij de drempel te boven gaan.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is de hoogte van de hypotheekrenteaftrek, de aftrekbare ziektekosten en de giften.

3.2.1

Belanghebbende stelt dat op de aftrek van hypotheekrente een regel is toegepast die in 2010 niet gold. Het Hof begrijpt dit aldus, dat belanghebbende er bezwaar tegen heeft dat bij de ambtshalve verleende vermindering van de aanslag, waarbij de door belanghebbende niet aangegeven hypotheekrente alsnog in aftrek werd toegelaten, de aanvankelijk verleende aftrek wegens geringe eigenwoningschuld is geschrapt.

3.2.2

Voorts stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de door haar in aftrek gebrachte ziektekosten zijn onderbouwd met schriftelijke bescheiden, waaronder een verwijzing van de huisarts voor een MRI-scan en betalingsbewijzen. Ook is een bedrag van € 100 aan oplaadkosten voor haar scootmobiel als ziektekosten aan te merken, aldus belanghebbende.

3.2.3

Uit belanghebbendes stelling dat zij alles weerspreekt wat zij in eerdere geschriften niet heeft erkend, leidt het Hof af dat belanghebbende zich ook in hoger beroep op het standpunt stelt dat de in haar aangifte opgenomen giften, na aftrek van de drempel, volledig voor aftrek in aanmerking komen.

3.2.4

Belanghebbende stelt dat de Inspecteur heeft gehandeld in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, alsmede met een aantal bepalingen uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

3.2.5

Ten slotte stelt belanghebbende dat zij door handelen van de Belastingdienst schade heeft geleden, die zij vergoed wil hebben.

3.3

De Inspecteur acht een bedrag van € 273, verminderd met de toepasselijke drempel, alsnog aftrekbaar als giften, en heeft de standpunten van belanghebbende voor het overige gemotiveerd bestreden.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag.

3.6

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van zijn uitspraak en vermindering van de aanslag aldus, dat alsnog een giftenaftrek wordt verleend van € 273, verminderd met de toepasselijke drempel.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing