Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6570, 16/00256
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6570, 16/00256
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 augustus 2017
- Datum publicatie
- 11 augustus 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:6570
- Zaaknummer
- 16/00256
Inhoudsindicatie
BPM. Invoer schadeauto. Bewijslastverdeling. Tonen voertuig in Soesterberg.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 16/00256
uitspraakdatum: 1 augustus 2017
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 januari 2016, nummer AWB 15/2254, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 5.352. Tevens is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 535.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd.
Belanghebbende is tegen de uitspraak inzake de naheffingsaanslag in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd tot € 4.030.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 22 juni 2017, te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] , alsmede [C] , namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [D] en [E] .
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota verzonden aan het Hof en aan de Inspecteur. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 3 juni 2014 in Duitsland van een handelaar een personenauto gekocht van het merk Volkswagen, type Golf GTI Edition 35 (hierna: de auto) voor een bedrag van € 14.750, zonder omzetbelasting. De omschrijving van de auto op de factuur vermeldt onder meer:
“Fabrikat: VW Golf GTI Edition 35 Unfall”
De datum van de eerste toelating van de auto is 29 oktober 2012.
Belanghebbende heeft ter zake van de auto op 5 juni 2014 aangifte voor de BPM gedaan. In overeenstemming met deze aangifte heeft zij een bedrag van € 352 aan BPM voldaan.
Bij de aangifte is een taxatierapport van 4 juni 2014, opgemaakt door [B] , werkzaam voor [F] bv te [G] (hierna: de taxateur van belanghebbende), overgelegd.
In het taxatierapport is een handelsinkoopwaarde vermeld van € 1.221, gebaseerd op een koerslijstwaarde (X-Ray) van € 20.583 verminderd met de schadecalculatie ten bedrage van € 19.362. De auto had ten tijde van de aangifte een leeftijd van ruim een jaar en zeven maanden, een kilometerstand van 34.936 en verkeerde volgens het bij de aangifte overgelegde taxatierapport, behoudens de schade, in een redelijke staat.
Bij brief van 10 juni 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht dat de auto was geselecteerd voor een hertaxatie en haar opgeroepen de auto daartoe aan te bieden aan de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DDRZ). De brief vermeldt daarover:
“U moet uw motorrijtuig op 12-06-2014 om 11.00 uur aanleveren op het volgende adres:
Zuiderweg (zijweg Zeisterspoor) 3769 AP. Soesterberg.”
Bij brief van 10 juni 2014 heeft belanghebbende de Inspecteur als volgt geschreven:
“Ik ga niet in op uw uitnodiging mijn auto te tonen bij de DDRZ te Soesterberg en wel om de volgende redenen:
Mijn voertuig is nog niet geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister en daarmee niet verzekerd. Voor de registratie bij de Rijksdienst Voor het Wegverkeer is dat een ander verhaal. Ik kan ten behoeve van het verkrijgen van de registratie een ééndagskenteken bij het RDW verkrijgen. In het verlengede daarvan is het voor uw op het RDW station in de regel aanwezig zijnde belastingambtenaren mogelijk om dezelfde dag aan nadere controle van het voertuig en aangifte uit te voeren.
Zou ik mijn voertuig (al dan niet zelfstandig voortbewogen) al naar DDRZ in Soesterberg gaan transporteren, is er eveneens een risico dat het voertuig daar niet in de door uw gewenste ongewijzigde staat zal verschijnen. Het voertuig kan immers (onverzekerd) betrokken raken bij een ongeval met alle gevolgen van dien en bij zelfstandig voortbewegen, komen er (aanzienlijke) kilometers bij. Voorts bestaat het risico dat het voertuig technische mankementen oploopt. Deze risico’s zijn voor mij niet aanvaardbaar.
Nu u mij voorstelt dat ik mijn voertuig op een andere dag en tijdstip wederom (al dan niet zelfstandig voortbewogen) over de weg dien te vervoeren, zou ik sowieso onverzekerd en (bij zelfstandige voortbeweging) eveneens in overtreding zijn. Dit is een, voor mij persoonlijk én in algemene zin, onaanvaardbaar risico.”
Met dagtekening 5 december 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag BPM opgelegd ten bedrage van € 5.352, gebaseerd op een handelsinkoopwaarde van de auto van € 20.853, zijnde de koerslijstwaarde (X-Ray) zonder rekening te houden met een waardevermindering in verband met schade. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd van € 535 (10%). Ter motivering van de naheffingsaanslag heeft de Inspecteur daarbij aan belanghebbende – onder meer – als volgt geschreven:
“ Hoewel u daartoe opgeroepen was hebt u de auto niet aangeboden bij Domeinen Roerende Zaken in Soesterberg. U heeft mij schriftelijk op de hoogte gesteld van uw redenen om de auto niet in Soesterberg te tonen. Ik heb de verplichting weloverwogen opgelegd. De door u genoemde argumenten – voor zover ik ze valide acht – had ik daarbij reeds meegewogen, en ontslaan u dan ook niet van uw verplichting de auto te tonen. Nu u de auto niet getoond heeft voldoet u niet aan het gestelde in artikel 10, lid 8, van de Wet BPM en artikel 8, lid 8, (de toonplicht) van de Uitvoeringsregeling BPM.
(…)
Doordat de auto niet is getoond aan de door mij aangewezen deskundigen heb ik mij geen gefundeerd oordeel kunnen vormen over de juistheid van de door u gebruikte taxatie. Daarom stel ik mij op het standpunt dat de afschrijving en daarmee de waarde van de auto bepaald moet worden aan de hand van een koerslijst, dan wel aan de hand van de wettelijke tabel als u daarvoor geopteerd heeft.”
Naar aanleiding van de weigering van belanghebbende de auto bij DDRZ te Soesterberg te tonen, heeft de Inspecteur de auto alsnog door twee ambtenaren van belastingkantoor Doetinchem ter plaatse van de taxateur van belanghebbende laten onderzoeken. De bevindingen van de twee ambtenaren zijn neergelegd in de “Rapportage Opvolgonderzoek”, gedagtekend 30 september 2014. De rapportage vermeldt onder meer:
“Het taxatierapport voldoet aan de daarvoor gestelde eisen.
(…)
Het voertuig heeft kop-staart schade”
In bezwaar is de naheffingsaanslag gehandhaafd, doch de boetebeschikking vernietigd.
De Rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd tot € 4.030.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de naheffingsaanslag – zoals verminderd door de Rechtbank - terecht aan belanghebbende is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Voor de specifieke geschilpunten wordt verwezen naar onderdeel 4 van deze uitspraak.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging dan wel vermindering van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.