Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6779, 16/00625

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6779, 16/00625

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 augustus 2017
Datum publicatie
18 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:6779
Formele relaties
Zaaknummer
16/00625

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Inkomsten uit hennep? Vereiste aangifte. Omkering en verzwaring bewijslast. Redelijke schatting.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 16/00625

uitspraakdatum: 8 augustus 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 april 2016, nummer AWB 15/6841, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.623. Daarbij is een bedrag van € 1.481 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking inzake de heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Het door belanghebbende tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoort voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 12 juli 2017 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: de gemachtigde van belanghebbende mr. [A] , alsmede mr. [B] en mr. [C] namens de Inspecteur.

1.7.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende was in het onderhavige jaar (2011) in dienstbetrekking werkzaam voor twee werkgevers. Van [D] bv heeft hij een loon genoten van € 33.950 en van [E] bv € 1.186. Naast deze dienstbetrekkingen dreef belanghebbende in 2011 onder de naam ‘ [F] ’ een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De ondernemingsactiviteiten bestonden uit het installeren van verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur. Ten behoeve van deze onderneming heeft belanghebbende eind 2010 het pand aan de [a-straat] 2-50 te [G] gehuurd.

2.2.

Op 1 februari 2012 is de politie naar aanleiding van een anonieme tip dit pand binnengetreden. Op de eerste verdieping van het pand trof de politie een hennepkwekerij met 421 hennepplanten van ongeveer vijf weken oud aan. Deze hennepkwekerij was van belanghebbende. De 421 hennepplanten zijn door de politie in beslag genomen en vernietigd. Diefstal van stroom heeft niet plaatsgevonden. De politie heeft blijkens het tot de gedingstukken behorende proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2012 (nr. [00000] ) onder meer geconstateerd dat:

-

een kleine hoeveelheid gedroogde hennepresten in een droogrek aanwezig was;

-

een koolstoffilter sterk vervuild was;

-

sprake was van een behoorlijke kalkafzetting op de plantenbakken en de vijverfolie op de grond;

-

de binnenzijde van het watervat sterk vervuild was;

-

in de kweekruimte de nodige bladrestanten lagen;

-

in de gebruikte plantenpotten restanten aanwezig waren van oude wortels;

-

een grote hoeveelheid stof zich bevond op apparatuur en de kappen van de lichtarmaturen;

-

twee lege jerrycans vloeibare voedingsmiddelen van ca 20 liter aanwezig waren.

2.3.

Belanghebbende is op 1 februari 2012 als verdachte gehoord. Ten overstaan van de politie heeft hij blijkens het tot de gedingstukken behorende proces-verbaal ‘verhoor verdachte’ van 1 februari 2012 (nr. [00001] ) onder meer het volgende verklaard:

“(…) Ik heb één keer 100 plantjes geoogst. Volgens mij was dit in augustus 2011. (…) Die heb ik verkocht aan een coffeeshop in [H] . (…) In totaal ongeveer 5000 euro voor de oogst van 100 hennepplanten. (…)”.

2.4.

Belanghebbende is bij vonnis van 28 mei 2013 (Rechtbank Midden-Nederland, nr. 16-650553-12(P), ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1247) door de strafrechter veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een taakstraf voor de duur van 120 uren ter zake van, kort gezegd, het op 1 februari 2012 opzettelijk telen van een hoeveelheid van in totaal 421 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.

2.5.

In de zogenoemde ontnemingsprocedure is belanghebbende ter zake van de hennepteelt op 4 juli 2013 door de meervoudige strafkamer van Rechtbank Midden-Nederland (nr. 16-650553-12, ECLI:NL:RBMNE:2013:2824) veroordeeld tot betaling van een geldsom aan de Staat van € 26.343,59 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarbij is de rechtbank uitgegaan van een opbrengst ter zake van 421 hennepplanten van € 38.940,16 en van een bedrag aan kosten van € 12.596,57. In die procedure heeft belanghebbende de stelling ingenomen dat hij een veel lager voordeel heeft genoten van de door hem opgezette hennepkwekerij omdat geen sprake was van een optimale oogst en de hennep niet van goede kwaliteit was. Die stelling is door de rechtbank echter verworpen. In hoger beroep heeft de strafkamer van Hof Arnhem-Leeuwarden de beslissing van de rechtbank op 16 november 2016 bevestigd. Daartegen heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld.

2.6.

Belanghebbende is door de Inspecteur uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2011. Belanghebbende heeft deze aangifte zelf op 31 maart 2012 ingediend, zonder daarin inkomsten uit de hennepkwekerij te vermelden. Aangifte is gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.701. Dit bedrag vormt kennelijk de som van € 27.695 aan looninkomsten en -/- € 8.994 aan verlies uit onderneming. Op grond van deze aangifte was belanghebbende een bedrag van € 6.176 aan IB/PVV verschuldigd. Na het in aanmerking nemen van de gecombineerde heffingskorting van € 3.150 en verrekening van de loonheffing als voorheffing van € 8.054, resteerde evenwel een aan belanghebbende terug te betalen bedrag van € 5.028 aan IB/PVV en € 65 aan heffingsrente. Dit is door de Inspecteur geformaliseerd door middel van het opleggen aan belanghebbende van een voorlopige aanslag IB/PVV 2011 met dagtekening 29 juni 2012.

2.7.

De Inspecteur is bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2011 afgeweken van de aangifte van belanghebbende. Op basis van de jaaropgaven van de werkgevers heeft de Inspecteur een loon uit dienstbetrekking in aanmerking genomen van in totaal (€ 1.186 plus € 33.950 =) € 35.136 en een bedrag van in totaal (€ 499 plus € 9.792 =) € 10.291 aan ingehouden loonheffing. Het verlies uit onderneming van € 8.994 is door de Inspecteur geaccepteerd. Voorts heeft de Inspecteur op basis van de gegevens van het strafrechtelijke onderzoek geconcludeerd dat belanghebbende in 2011 inkomsten uit hennepteelt heeft genoten en dat deze inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden in het belastbare inkomen van 2011 dienen te worden begrepen. In zijn brief van 10 november 2014 heeft de Inspecteur de berekening als volgt onderbouwd:

Opbrengstberekening

Resultaat overige werkzaamheden

De inkomsten die u genereert uit de handel in hennep worden aangemerkt als “Resultaat overige werkzaamheden”. U dient deze inkomsten aan te geven in uw aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2011.

Uit het onderzoek is gebleken dat er sprake is geweest van tenminste een (1) oogst á 421 hennepplanten uitgaande van een groeicyclus van 10 weken. Hierdoor kom ik tot de navolgende bruto opbrengst in 2011, waarbij ik ben uitgegaan van de norm, zijnde 28,2 gram per plant. De gramprijs wordt door mij gesteld op € 3,28, zijnde de prijs die op dat moment in de markt gehanteerd is.

Dit leidt tot de volgende opbrengstberekening:

- 421 planten X 28,2 gram = 11.872,20 gram.

- 11.872,20 gram X € 3,28 = € 38.940,81 per oogst

- € 38.940,81 X 1 oogst = € 38.940,81

De opbrengst komt hierdoor op € 38.940,--

(…)

De totale kosten zijn door ons op basis van normbedragen vastgesteld op € 2.459,--

(…)

Gezien bovenvermelde bevindingen kom ik voor het jaar 2011 inzake de genoten opbrengst van de hennepteelt tot een aan te geven “Resultaat overige werkzaamheden” ad € 36.481,--.

(…)”

Aldus heeft de Inspecteur met dagtekening 5 december 2014 de onderwerpelijke aanslag IB/PVV 2011 aan belanghebbende opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.623. De daarover verschuldigde IB/PVV beloopt € 25.309. Na het in aanmerking nemen van de gecombineerde heffingskorting van € 3.484, de ingehouden loonheffing van € 10.291 en de voorlopige aanslag van -/- € 5.028, dient belanghebbende op grond van de onderhavige aanslag een bedrag van € 16.562 aan IB/PVV te voldoen. Voorts is hem € 1.481 aan heffingsrente in rekening gebracht. Het door belanghebbende tegen de aanslag gemaakte bezwaar is door de Inspecteur ongegrond verklaard.

2.8.

Hiertegen heeft belanghebbende beroep aangetekend bij de Rechtbank. Ter zitting van de Rechtbank op 22 maart 2016 heeft belanghebbende blijkens het proces-verbaal van die zitting onder meer verklaard dat ‘(…) slechts één oogst heeft plaatsgevonden. (…)’. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de aanslag IB/PVV 2011 terecht is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.623. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld of belanghebbende in 2011 inkomsten uit hennepteelt heeft genoten. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, en – naar het Hof begrijpt – tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.142.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing