Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6780, 16/00884

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6780, 16/00884

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 augustus 2017
Datum publicatie
18 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:6780
Zaaknummer
16/00884

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Persoonsgebondenaftrek. Monument. Onderhoudskosten tuin.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 16/00884

uitspraakdatum: 8 augustus 2017

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 juni 2016, nummer AWB 15/7322, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 met dagtekening 6 juni 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 167.987. Bij beschikking is een ondernemingsverlies uit werk en woning vastgesteld van € 261.866. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 november 2015 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 157.134 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast heeft de Rechtbank – naar het Hof begrijpt – het ondernemingsverlies vastgesteld op € 261.866. De Rechtbank heeft de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en bewoner van het woonhuis aan de [a-straat] 1 te [Z] . Het woonhuis met de naam “ [A] ” is als rijksmonument ingeschreven in de registers van de Monumentenwet 1988 (hierna: het monumentenregister). De omschrijving in het monumentenregister luidt:

“Huize ‘ [A] ’. Deftig herenhuis, begin 19e eeuw, met verdieping en omlopend schilddak met hoekschoorstenen, waarop windkappen. Geprofileerde houten kroonlijst. Brede middenrisaliet, waarin deuromlijsting met Ionische pilasters en hoofdgestel. Vensters met acht- en negenruitsschuiframen.”

2.2.

De om het woonhuis gelegen tuin van ongeveer 16.000 m2 bestaat voor een belangrijk deel uit een in 1927 door Copijn ontworpen tuin, die eind jaren ’90 van de vorige eeuw volkomen is gerestaureerd. De tuin is niet afzonderlijk ingeschreven in het monumentenregister. In 1994 is een verzoek tot rangschikking van de tuin als rijksmonument afgewezen. Thans is een nieuw verzoek tot rangschikking in voorbereiding. In april 2016 is de tuin wel aangewezen als gemeentelijk monument.

2.3.

In het jaar 2012 heeft belanghebbende € 92.065 betaald voor onderhoudskosten van het woonhuis en de tuin. Hiervan heeft € 38.254 betrekking op het onderhoud van het woonhuis en € 53.811 betrekking op het onderhoud van de tuin.

2.4.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2012 aangifte voor de IB/PVV gedaan van een inkomen uit sparen en beleggen van € 114.086, bestaande uit een inkomen uit sparen en beleggen voor aftrek van persoonsgebonden aftrek van € 187.738 verminderd met € 73.652 kosten monumentenpand (zijnde 80% van € 92.065). Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur het inkomen uit sparen en beleggen verhoogd met € 53.811, zijnde 100% van de kosten van het tuinonderhoud.

2.5.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten van het tuinonderhoud niet aftrekbaar zijn omdat de tuin geen onderdeel vormt van het ingeschreven monumentenpand en evenmin afzonderlijk is ingeschreven in de monumentenregisters. De Rechtbank heeft het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verminderd tot € 157.134, bestaande uit een inkomen uit sparen en beleggen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrek van € 187.738 verminderd met € 30.604 kosten monumentenpand (zijnde 80% van de onderhoudskosten van het woonhuis van € 38.524).

3 Geschil

3.1.

In geschil is of 80% van de kosten van het onderhoud van de tuin aftrekbaar zijn van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen. In het bijzonder is in geschil of de omstandigheid dat de tuin niet staat ingeschreven in het monumentenregister aan aftrek in de weg staat.

3.2.

Belanghebbende bepleit vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen op € 114.086. De Inspecteur bepleit bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing